Door samenwerking verder komen

4. Verduurzaming

WAT IS HET?

De bewustwording dat het bereiken van verduurzaming in de uitvoering een ketenaanpak vereist, groeit onder afbouw- en onderhoudsbedrijven. Nu al worden leveranciers en afvalverwerkers meer betrokken bij het bereiken van circulariteit in de keten, bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van verf die duurzamer is in gebruik en beter recyclebaar is. Aan de voorkant probeert men alternatieve producten te ontwikkelen die een gebouw langer bescherming bieden tegen slijtage en weersinvloeden. Tegelijkertijd moeten de alternatieven ook minder belastend voor het milieu zijn. Aan de achterkant probeert men verspilling tegen te gaan en afval beter te scheiden voor verwerking.

“De discussie is natuurlijk: wat versta je onder verduurzaming? Laten we een gebouw nemen. Stel dat ik daar een coating op aanbreng die 20 jaar meegaat en na 20 jaar moet er een nieuwe coating op. Stel dat ik daar in een coating op verzin die 40 jaar meegaat, dan ben ik feitelijk aan het verduurzamen. Als je kijkt naar wat er in onze productieprocessen gebeurt, dan is ongeveer een derde van onze productiekosten energie. Dus willen we het energiegebruik naar beneden brengen. Dan ben je aan het verduurzamen. Als verduurzamen is de ‘gevaarlijke’ stoffen voorkomen, dan zeg ik; dat is niet de essentie. Je moet met die stoffen, die we toch de komende jaren nodig hebben, op een zodanige wijze omgaan dat het veilig is voor de mensen en dat het het milieu niet belast”  
– Egbert Stremmelaar, ION.

Ook is er het besef dat verduurzaming en circulariteit in het bijzonder te complex, te onbekend en te kapitaalintensief is, om door één partij gerealiseerd te kunnen worden. Er is een grotere bereidheid om dit samen te doen, hierin samen op te trekken, dat schept nieuwe taken voor branche- en koepelorganisaties. Samenwerken helpt bij het hanteren van standaarden in circulariteit. Waar zet een bedrijf op in, op een langere levensduur of zo min mogelijk directe vervuiling? Die keuzes kunnen per onderwerp verschillend uitpakken en opdrachtgevers kunnen verschillende meningen hebben. Ook acceptatie dat nieuwe toetreders met betere innovaties komen is belangrijk.

“De duurzame innovatie zit ook in het product, we zoeken naar nieuwe materialen die langer bescherming bieden en minder giftig zijn”
– Geert Jan Derks, voorzitter marktsegment A&O.

Het overheidsbeleid zowel nationaal, Europees en Internationeel, zet zwaar in op klimaatneutraal beleid. De stikstof- en PFAS maatregelen vormen maar een deel van dat beleid. Daar moeten de afbouw- en onderhoudsbedrijven in mee gaan. Daarnaast wordt de druk vanuit opdrachtgevers en consumentenorganisaties ook groter om duurzaam en circulair te ondernemen. Bedrijven die aantoonbaar aandacht besteden aan duurzaamheid en circulariteit hebben meer kans om te overleven. Wie niet meekan in de wens om duurzamer te produceren, verliest klanten. Circulariteit vraagt om transparantie van product en proces.

De energietransitie wordt ingevuld door energiebesparing, CO₂-reductie en meer gebruik van elektriciteit en waterstof als energiedrager. Het staat nog in de kinderschoenen. Er is met de sector een klimaatconvenant gesloten om de energietransitie te realiseren maar afbouw- en onderhoudsbedrijven zien dit nog te weinig als kerntaak. De intrinsieke motivatie lijkt te ontbreken. In de branche worden kleine stappen gezet zoals de omzetting van dubbelglas naar triple glas. Verfafval dat vrij komt bij het schuren wordt netjes opgevangen in afvalzakken, zodat dit niet meer op de grond terecht komt. Verf op oliebasis domineert nog maar uiteindelijk wil de verfindustrie overgaan op verf op plantenbasis.

“We moeten naar materialen die te recyclen zijn. Per product kijken naar de score van de circulariteit. Daar zijn modellen voor. Een vier of vijf is dan onvoldoende; dan kan er wat aan gedaan worden. Welke materialen kan ik veranderen en op welke moment?”
– Marcel van der Borden, Nimeto.

WAT VERANDERT ER?

DUURZAMER BOUWEN

Verduurzaming in afbouw en onderhoud vraagt om een andere mindset. Anders kijken naar hoe bedrijven de uitvoering van projecten duurzamer kunnen maken. Er zal meer aandacht komen voor verduurzamingsmodellen zoals de Ladder van Lansink. De Ladder van Lansink is in 1979 opgesteld en omvat een hiërarchie van bouwafval. Deze ladder maakt inzichtelijk wie het meest vervuilend is in de markt en loopt op naar de minst vervuilende in de markt. Het start met het traditioneel storten van afval, dan komt verbranden van afval, dan het gebruiken van afval als energiebron, vervolgens recycling, hergebruik van afval en helemaal bovenaan staat preventie ofwel het zoveel mogelijk voorkomen van afval.

Er zullen meer (proef)projecten komen waarvan de uitvoering in gezamenlijkheid gebeurt. Vraagstukken die daarin opkomen krijgen een gezamenlijke aanpak en oplossing. Versnelling in verduurzaming zal zowel van top down als bottom-up benaderingen komen. Omdat de intrinsieke motivatie bij veel bedrijven nog ontbreekt, blijft een top down benadering in de vorm van regelgeving of duurzame bedrijfsstrategie nodig. Maar in andere gevallen waar wel intrinsieke motivatie is, zullen bottom-up benaderingen vaker ontstaan.

Een duurzaam alternatief dat steeds meer aandacht krijgt om verspilling aan te pakken is het goedkoper maken van arbeid en duurder maken van materialen. Het idee hierachter is dat dan de keuze eerder valt op herstel, reparatie en hergebruik, in plaats van het weggooien en vervangen voor nieuw materiaal. Dit zal het relatieve belang van afbouw- en onderhoudsbedrijven groter maken. Dit vraagt om een belastingherziening, waarin we niet arbeid belasten maar wel het materiaal dat we gebruiken. De verwachting is dat de lineaire economie dan vanzelf duurder wordt en de circulaire economie aantrekkelijker. Zweden neemt hier het voortouw in en blijkt een mooi voorbeeld te zijn.

“Waarom belasten wij arbeid en geen kapitaal? Waarom maken we de verf niet 150 euro en het uurloon een tientje? Dan zullen we zuiniger zijn, we consumeren te veel. Klein voorbeeldje; ik gebruik nu houten trapjes. Die kosten 80 euro. Als er een tree kapot is, gooi ik het trapje weg. Als de trap 300 euro zou kosten, repareer ik de tree. Daar zit ik over na te denken”
– Geert-Jan Derks, voorzitter marktsegment A&O.

Bij de oplevering van bouwprojecten zal vaker een materialenpaspoort aan de opdrachtgever beschikbaar gesteld worden. Hierin staat nuttige informatie over de gebruikte materialen. Dat zorgt voor beter onderhoud aan gebouwen en maakt het demonteren van een gebouw aan het einde van de levensduur eenvoudiger. Er zijn ook meer kansen om materialen op marktplaatsen te verhandelen. Voorbeelden van initiatieven in materialenpaspoort zijn Madaster en EPEA. Het toenemende gebruik van BIM maakt het kunnen opleveren van een materialenpaspoort eenvoudiger. BIM kan tot in de kleinste details materiaalspecificaties opnemen (en registreren). Afbouw- en onderhoudsbedrijven zullen dit materialenpaspoort vaker gaan gebruiken tijdens hun werkzaamheden.

Op de korte termijn zullen de uitstooteisen van stikstof en PFAS voor de nodige problemen blijven zorgen. Daar zit een klimaatfrictie voor de gehele bouwsector en ook voor afbouw en onderhoud. Er is een wil en behoefte om meer te verduurzamen maar daar zijn nog veel stappen in te maken.

 VOORBEELDEN

Een combinatie van onderhoudsbedrijven, opererend onder de naam de Variabele, vullen verduurzaming vernieuwend in. Zo hebben ze het gevelconcept ‘Front’ als het antwoord op de toenemende vraag naar verduurzaming van bestaande woningen. Front belichaamt conceptueel denken vanaf het voorontwerp tot en met het lange termijn beheersplan en verandert gedateerde woningen in zeer korte tijd in energiezuinige woningen met een moderne uitstraling. Met Smile, een tactisch en operationeel hulpmiddel legt het bedrijf een verbinding tussen de thema’s die van belang zijn bij grootschalige onderhouds- en investeringsprojecten: 1) Financiële Parameters 2) Technische Uitgangspunten 3) Aandachtspunt Bewoner 4) Duurzaamheid Principes. Met behulp van SMILE worden deze thema’s verbonden. Welke invloed heeft het besluit van het ene gebied op de andere gebieden? Duurzaamheid wordt hierin altijd meegenomen en tegelijkertijd afgewogen.

Madaster is een belangrijke initiator voor het materialenpaspoort. Het is een online one-stop-shop voor informatie over de registratie van producten, componenten en materialen in (voormalige) bouwobjecten. De organisatie is opgetuigd als een ANBI stichting (Algemeen Nut Beogende Instelling) en is niet afhankelijk van subsidies en heeft geen winstoogmerk. Hiermee wil het zijn onafhankelijkheid en objectiviteit borgen. Het platform zorgt voor een veilige opslag van gegevens, slim verrijkt, eenvoudig gedeeld en beheerd. Het genereert een materiaal- of gebouwpaspoort dat transparantie creëert over de gebruikte materialen, componenten en producten. Verrijkt met gegevens uit andere bronnen en diensten van derden, creëert het materialenpaspoort inzicht in de financiële en circulaire waardering, toxiciteit, losmaakbaarheid en hergebruik-potentieel van het toegepaste materiaal. De vastgoedeigenaar is de data-eigenaar en kan op elk gewenst moment interne en externe partijen toegang geven tot deze gegevens en inzichten.

ADVIEZEN VOOR het beroepsonderwijs

Voor het onderwijs is het van belang om nieuwe duurzame technieken zo snel mogelijk in het lesprogramma op te nemen, te verwerken en aan te bieden. Daarnaast is het vertrouwd raken met bestaande, bewezen duurzame modellen, zoals de Ladder van Lansink essentieel. Meer materiaalkennis, weten welke alternatieven er zijn die beter te recyclen zijn of te hergebruiken. Ook kennis van het demonteren van bouwmaterialen wanneer vervanging nodig is valt hier onder. Verder weten hoe materialen weer makkelijk her te gebruiken zijn, weer van waarde kunnen zijn bij andere bouwprojecten.

Meewerken aan verduurzaming betekent ook meedenken over hoe dit te realiseren is. Verduurzaming is zo’n breed onderwerp waar nog zoveel in ontdekt kan worden dat bewustzijn onder alle medewerkers en medewerking essentieel is.

Bij circulariteit is het voor studenten belangrijk om projecten te kunnen uitvoeren op basis van echte vraagstukken uit het bedrijfsleven. Studenten ontdekken dan al vroeg dat dit onderwerp om samenwerking vraagt en anders durven denken en doen. De afbouw- en onderhoudsbranche is vanuit historie al redelijk circulair bezig, hoe beter het onderhoud hoe langer gebouwen meegaan. Dat mag meer nadruk krijgen.

“Ontwikkeling van onderwijs moet bovenop de maatschappelijke ontwikkelingen zitten. Juist in deze tijd zullen we moeten kiezen voor circulariteit, duurzaamheid, brede inzetbaarheid en menselijkheid. De ongebreidelde industriële groei, het consumentisme zal plaats moeten maken voor behoud van het goede en onderhoud. Het onderwijs kan daar initiator in zijn”
– Geert Jan Derks, voorzitter marktsegment.

In de periode tussen 2030 en 2050 moeten in Nederland de meeste gebouwen energieneutraal zijn, maar niemand weet nog hoe dat precies gaat. Dus wordt de opdracht breder uitgezet, er is een open einde, er is meer behoefte aan meedenken, juist omdat kennis en vaardigheden tegenwoordig heel breed verspreid zijn.

DossiersBenodigde vaardigheden en kennis als gevolg van verduurzaming
Industriële lakverwerking/ Kaderfuncties afbouw, onderhoud & interieur/Onderhoud & Verbouwbedrijven/ Stukadoors/ Schilderen/ Specialistisch Schilderen)• Kunnen werken met duurzame technieken inclusief het onderhoud
• Het belang van en inzicht in verduurzaming en klimaatverandering kennen
• Circulair leren werken door opdrachten in de praktijk uit te voeren.

INHOUDSOPGAVE MACROTRENDS AFBOUW EN ONDERHOUD