1. DESTEP Algemeen

Demografische ontwikkelingen

 BEVOLKING

Nederland telt zo’n 17,4 miljoen inwoners (kwartaal 1, 2020). De bevolking van Nederland is in het eerste kwartaal van 2020 minder hard gegroeid dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Er kwamen 15,5 duizend mensen bij, 8,7 duizend minder dan in het eerste kwartaal van 2019. Vooral in maart kwamen er weinig inwoners bij. Zo nam bijvoorbeeld het aantal immigranten af. Daarnaast lag het aantal mensen dat emigreert al vanaf begin 2020 hoger dan het jaar ervoor (CBS, 2020).

Volgens de CBS prognose uit eind 2019 zal de Nederlandse bevolking naar verwachting de komende decennia blijven groeien. In 2024 bereikt het inwonertal naar verwachting de 18 miljoen, in 2039 de 19 miljoen. De prognosecijfers zijn wel met onzekerheden omgeven. Zo kan het aantal migranten van jaar tot jaar bijvoorbeeld sterk fluctueren (CBS, 2019).

VERGRIJZING EN ONTGROENING

Nederland krijgt te maken met een ‘dubbele vergrijzing’: binnen de groep 65-plussers neemt vooral het aandeel 80-plussers sterk toe. Het aantal 80-plussers zal naar verwachting toenemen van 0,8 miljoen eind 2019 naar 1,2 miljoen in 2030. In 2040 worden 1,6 miljoen 80-plussers verwacht, een verdubbeling ten opzichte van nu. De leeftijdsgroep 65- tot 80-jarigen bestaat momenteel uit 2,6 miljoen personen. In 2030 zal waarschijnlijk de 3 miljoen gehaald worden. Volgens de prognose neemt deze groep toe tot bijna 3,3 miljoen rond 2038 waarna een afname wordt verwacht. Het aandeel 65-plussers in de bevolking stijgt van 19 procent eind 2019 naar een maximum van bijna 26 procent rond 2040 (CBS, 2019).

Minder 20- tot 65-jarigen
Het aantal personen van 20 tot 65 jaar is momenteel 10,2 miljoen en dat aantal stijgt naar verwachting tot 10,5 miljoen in 2025. Vanaf 2025 wordt een daling verwacht, tot 10,1 miljoen rond 2040. Daarna stijgt het waarschijnlijk weer tot 10,6 miljoen in 2060 (CBS, 2019).

Ontgroening
Het aantal 0- tot 20-jarigen blijft in de toekomst waarschijnlijk rond 4 miljoen. Dit is ongeveer 21 procent van de bevolking. Het aantal personen van 0 tot 20 jaar zal 3,8 miljoen zijn in 2020 en 4,1 miljoen in 2040 (CBS, 2019).

 MIGRATIE

Op 1 mei 2020 had 24,4 procent van de bevolking een migratieachtergrond in Nederland (23.6% in 2019). Daaronder vallen zowel mensen die in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie), als degenen die in Nederland geboren zijn en van wie ten minste een van hun ouders immigrant was (de tweede generatie). De herkomstlanden zijn heel divers, en de migranten zijn al heel lang of nog maar kort in Nederland.

 

Van de totale Nederlandse bevolking heeft 10,5 procent een westerse migratieachtergrond en 13,8 procent een niet-westerse migratieachtergrond. Van de personen met een migratieachtergrond is 46,3 procent in Nederland geboren en behoort daarmee tot de tweede generatie.

In mei 2020 heeft het grootste aantal mensen met een migratieachtergrond hun herkomst in Turkije: 418 412 personen. Van deze personen is 52,7 procent in Nederland geboren, de tweede generatie. Ook heeft een grote groep inwoners van Nederland hun herkomst liggen in Marokko, Suriname, Indonesië, Duitsland of Polen (CBS, 2020).

De verwachting is dat tot 2030 jaarlijks gemiddeld 296 duizend immigranten komen en 214 duizend emigranten Nederland verlaten. Dat zijn voor een deel voormalige immigranten die weer vertrekken. Het verwachte migratiesaldo komt dan uit op gemiddeld 82 duizend per jaar, 27 duizend meer dan in de periode 2010–2019 (CBS, 2020).

 VERDUNNING

Het aantal huishoudens op 1 januari 2019 bedroeg ruim 7,9 miljoen. De groei van het aantal huishoudens wordt veroorzaakt door de sterke toename van het aantal eenpersoonshuishoudens (3 miljoen in januari 2019).

Het aantal gezinnen en jonge huishoudens zullen vrijwel overal afnemen. Het aantal eenpersoonshuishoudens neemt toe want mensen gaan later samenwonen of helemaal niet meer. Vrouwen krijgen op latere leeftijd kinderen en krijgen er ook minder dan in het verleden. Meer mensen gaan scheiden en gaan weer alleen wonen (Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, 2014).

DEELNAME MBO

Het geraamde aantal studenten in het middelbaar beroepsonderwijs in 2019-2020 is 497,3 (x 1.000). De verwachting is dat het aantal studenten in het middelbaar beroepsonderwijs de komende jaren zal dalen naar 461,1 (x 1000) in 2024-2025. Het verwachte aantal studenten op niveau 2 zal de komende jaren relatief het sterkst dalen. Het aantal studenten op niveau 4 zal naar verwachting eerst een aantal jaren stijgen, voordat ook hier een daling inzet (OCW, 2019).

Economische ontwikkelingen

 ECONOMISCHE GROEI

De vooruitzichten voor de Nederlandse economie in de periode 2020-2022 staan nu volledig in het teken van de Covid-19-pandemie en de overheidsmaatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken. De in het eerste en tweede kwartaal van 2020 opgetreden economische schade is zo omvangrijk, dat een economische recessie onontkoombaar is. In de raming voor 2020 daalt het bruto binnenlands product (bbp) in Nederland met 6,4 procent. Er is nog een grote onzekerheid over het ramen van de economische ontwikkeling vandaar dat De Nederlandse Bank (DNB) heeft besloten om deze keer, net als de European Central Bank (ECB) en andere organisaties, verschillende scenario’s te publiceren. De bruto binnenlands product (bbp) daling in Nederland van 6,4 procent is het middelste scenario. De bbp-groei in 2021 wordt geraamd op 2,9 procent en in 2022 op 2,4 procent (DNB, 2020).

 ONTWIKKELING WERKGELEGENHEID

Het aantal mensen met betaald werk is in mei 2020 verder afgenomen met 24 duizend. Deze daling is minder groot dan in april (-160 duizend). Vanaf maart is het aantal werkenden met 201 duizend gedaald tot 8,9 miljoen (CBS, 2020).

De werkgelegenheid neemt af in 2020 en 2021. In de raming van DNB krimpt de werkgelegenheid met 1,4 procent in 2020 en 2,7 procent in 2021. In 2022 zal het aantal werkzame personen toenemen met 2,3 procent, nadat de economie weer enkele kwartalen groei vertoont en bedrijven met enige vertraging extra personeel aannemen (DNB, 2020).

Op basis van de UWV monitor ‘Coronacrisis impact op de werkgelegenheid’ verwacht het UWV dat de krimp op sectorale werkgelegenheid in 2020 vooral impact heeft op: horeca, cultuur, sport en recreatie, luchtvaarten, sierteelt, detailhandel non-food, metaal en technologische industrie, autohandel en personenvervoer over land (UWV, 2020).

De huidige sectoren met de meeste banen in 2020 zijn zorg en welzijn, detailhandel en specialistische zakelijke diensten. In de sector zorg en welzijn komen er zo’n 46 duizend banen per jaar bij, waarmee het totale aantal banen in deze sector op 1,7 miljoen uitkomt in 2020. Op basis van de recente UWV monitor zal zorg en welzijn nog steeds groeien (UWV, 2020).

 VACATURES EN VACATUREGRAAD

Eind maart 2020 was het aantal openstaande vacatures afgenomen tot 226 duizend, ruim 60 duizend minder dan een kwartaal eerder. Dit is de eerste kwartaalafname in zeven jaar tijd, en bovendien in aantallen de grootste die ooit is gemeten. De afname deed zich voor in alle bedrijfstakken. In de handel nam het aantal vacatures het meest af (17 duizend vacatures minder dan een kwartaal eerder), gevolgd door de horeca (13 duizend minder). In het vierde kwartaal van 2019 was er in de handel nog een toename van 1 duizend vacatures, in de horeca bleef het aantal vacatures toen gelijk.

Relatief gezien namen de openstaande vacatures het meest af in de horeca. Van 23 duizend vacatures in het vierde kwartaal naar 10 duizend in het eerste kwartaal is een afname van 57 procent. Ook in de bedrijfstak vervoer en opslag was de afname met 33 procent hoog. Het aantal openstaande vacatures in de landbouw en het openbaar bestuur bleef nagenoeg gelijk (CBS, 2020).

WERKLOOSHEID & WW

In december 2019, waren er 302 duizend werklozen Het aantal werklozen groeide t/m mei naar 330 duizend, oftewel 3,6 procent van de beroepsbevolking. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe arbeidsmarktcijfers. UWV registreerde eind mei 301 duizend lopende WW-uitkeringen, een toename van 9 duizend ten opzichte van een maand eerder (CBS, 2020).

Bij jongeren is de daling groot. In april 2020 zijn 119 duizend werkelozen tussen 15-25 jaar oud.  In april 2019 was 30% van de werkelozen tussen de 15-25 jaar. In april 2020 is 38% van de werkelozen tussen de 15-25 jaar. In april 2020 is 8,4 procent van de 15- tot 25-jarige beroepsbevolking werkloos. In 2019 was 6,7 procent van de 15- tot 25-jarige beroepsbevolking werkloos (CBS, 2020).  

Jongeren zonder startkwalificatie (dat wil zeggen een diploma op havo-, vwo- of mbo-2-niveau) zijn over de jaren heen vaker werkloos dan jongeren met een startkwalificatie. Van de jongeren met een startkwalificatie was in 2019 4,9 procent werkloos. Onder jongeren zonder startkwalificatie was dit met ruim 9 procent bijna twee keer zoveel (NJI, 2020).

Volgens CPB (maart 2020) zal de werkloosheid in het lichtste scenario slechts zeer beperkt op lopen (3,4% in 2019, 4,0% in 2020, 4,5% in 2021), maar het stijgt in het zwaarste Corona crisis scenario (herstel pas in de tweede helft van 2021) tot 6,1% in 2020 en 9,4% in 2021 (CPB 2020). De werkloosheid zal volgens DNB dit jaar omhoog gaan naar 4,6 procent van de beroepsbevolking en stijgt in 2021 verder naar 7,3 procent. In 2022 volgt een daling van werkeloosheid naar 5,7 procent (DNB, 2020).

Sociaal-culturele ontwikkelingen

 STIJGEND OPLEIDINGSNIVEAU

Het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking stijgt al jaren.  Het aandeel met alleen basisonderwijs is ten opzichte van 2010 weinig veranderd en ligt in 2019 op 9 procent. Degenen met als hoogst behaald onderwijsniveau havo of vwo of een opleiding op het niveau mbo-2, -3 of -4 vormen met 38 procent nog steeds de grootste groep. Dit percentage is de afgelopen tien jaar nauwelijks veranderd (Onderwijs, 2019).

 EEN LEVEN LANG ONTWIKKELEN

Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, zoals flexibilisering en automatisering, zorgen ervoor dat de benodigde vaardigheden voor een baan steeds minder hetzelfde blijven in de tijd. Werknemers moeten daarom blijvend flexibel zijn in carrièreverwachtingen en snel inspelen op veranderingen. Het is belangrijk dat zij hun kennis en vaardigheden blijven ontwikkelen. Een leven lang leren wordt steeds belangrijker. Dat betekent dat de strikte scheiding tussen een fase waarin mensen worden opgeleid en een werkende levensfase waarin ze hun kennis toepassen, verdwijnt. Gevolg is dat er meer nadruk komt op leren buiten de formele structuren (onderwijs), namelijk informeel (al doende leren) en non-formeel (cursussen, trainingen). Door de digitalisering is de manier waarop men kan leren veranderd en is aanbod gemakkelijker toegankelijk geworden, onafhankelijk van tijd en plaats. Zo zijn er YouTube-filmpjes ter ondersteuning bij het leren voor een examen of openbaar beschikbare colleges van diverse universiteiten (MOOC: Massive Open Online Course).

Een recent voorbeeld is de Universiteit van Nederland waar verschillende colleges van hoogleraren voor iedereen toegankelijk zijn. Een ander internationaal voorbeeld is de Kahn Academy, een non-profitorganisatie die een innovatief leerplatform vrij ter beschikking stelt op internet (Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, 2014).

 21ST CENTURY SKILLS

Het onderwijsbeleid staat de laatste tien jaar sterk in het teken van prestaties en rendementen. De nadruk op het verbeteren van met name de opbrengsten in taal en rekenen roept discussie op of andere vaardigheden daardoor niet te veel in het gedrang komen (SCP). Een manier om jongeren voor te bereiden op de arbeidsmarkt van de toekomst is door in het onderwijs te focussen op de 21st century skills. Doordat de vraag van de arbeidsmarkt verandert door bijvoorbeeld digitalisering, is het belangrijk om jongeren de juiste vaardigheden aan te leren om hen hierop voor te bereiden. Bij 21st century skills gaat het om competenties zoals samenwerken, creativiteit, ICT-vaardigheden, communiceren, probleemoplossend vermogen, kritisch denken en sociale en culturele vaardigheden. Om leerlingen goed voor te bereiden op de 21e eeuwse samenleving, is het belangrijk dat deze vaardigheden een plek krijgen in het onderwijs. Diverse scholen vinden dit ingewikkeld. Uit onderzoek blijkt dat lessen op school over computers en het gebruik van digitale media niet of nauwelijks bijdragen aan de digitale geletterdheid van leerlingen (Kennisnet, 2017).

Technologische ontwikkelingen

 DE VIERDE INDUSTRIËLE REVOLUTIE – INDUSTRIE 4.0

De wereld om ons heen wordt steeds slimmer door de razendsnelle technologische ontwikkelingen. Dit brengt veranderingen en een hoge mate van onzekerheid met zich mee.  Waar het in de derde industriële revolutie ging om de komst van computers en digitalisering, gaat het nu om een combinatie van ontwikkelingen uit verschillende industrieën (Rifkin, 2013).

Industrie 4.0 in vogelvlucht
Even wat technologische ontwikkelingen op een rij die een bijdrage leveren aan de revolutie 4.0: Cloud computing; Blockchain; Internet of Things (IOT); Artificial Intelligence (AI); Extended Reality (o.a. Virtual Reality en Augmented Reality); 3D printing; Quantum computing (supersnelle supercomputers); Robotica en Next Generation Communication Networks (5G en LoRa).

In de vierde industriële revolutie ontwikkelen technologieën zich exponentieel in plaats van lineair en zullen ze steeds meer met elkaar verweven raken. Netwerken, platforms, apparaten, systemen en mensen zijn allemaal met elkaar verbonden.

Voorbeeld Internet of Things (IoT)
Het Internet of Things (IoT) bestaat uit apparaten met sensoren en software, die in verbinding staan met het internet en met elkaar. Mobiel internet, sociale netwerken en het ‘Internet of Things’ leiden tot hyperconnectiviteit. Alles en iedereen staat met elkaar in contact en informatie is altijd, overal en onmiddellijk beschikbaar. Tegelijkertijd leidt dit tot een extreem grote hoeveelheid data. Slim analyseren en combineren van al die data leiden tot nieuwe inzichten en betere informatie, op grond waarvan nieuwe producten, diensten en business modellen worden ontwikkeld. Er is een grote behoefte aan methoden om Big data te ontsluiten, doorzoeken en beheren. Denk bijvoorbeeld aan standaarden, filters, analyse-, opslag- en zoektechnieken en aan de beveiliging van alle gegevens (TNO, 2015).

IoT kent een groot aantal toepassingsdomeinen, zoals in de gezondheidszorg (eHealth, wearables, quantified self), in de industriële productie (Smart Industry), in de landbouw (Smart farming),  mobiliteit en logistiek (Smart mobility, Smart logistics, Connected cars), transport (zelfrijdende autos), een gebouw waarin allerlei processen geautomatiseerd verlopen (Smart building), slimme verlichting en slimme vuilcontainers (Smart city) (TNO 2015, IoT 2020).  De verwachting is dat IoT in de (nabije) toekomst productieprocessen zal verbeteren en dat het oplossingen kan bieden voor problemen rondom o.a. energie en milieu (Kopetz, 2011).

 TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN TEN DIENSTE VAN DE MENS

Met de ontwikkeling IoT hangen andere ontwikkelingen samen, zoals kunstmatige intelligentie (KI). De komende jaren verkrijgen veel applicaties een vorm van KI. Bij kunstmatige intelligentie gaat het om machines die intelligent gedrag of acties vertonen. Hier vallen machines onder die op een zeker niveau kunnen redeneren en beslissen, die natuurlijke taal begrijpen en kunnen gebruiken, die zelfstandig nieuwe dingen kunnen leren (TNO, 2015).

Dergelijke intelligente softwaresystemen zijn steeds meer terug te zien op de werkplek, bijvoorbeeld in de vorm van een virtual customer assistant. Het is belangrijk om deze innovatie te zien als een manier om de menselijke activiteit te vergroten, niet om deze te vervangen. Bijvoorbeeld apparaten die semiautomatisch of automatisch taken uitvoeren zonder supervisie, zoals in de landbouw, schoonmaak of gezondheidszorg (Gartner, 2017).

Veel technologische ontwikkelingen staan in het teken van dienstverlening aan de mens. Ze moeten processen en taken versimpelen, inzichtelijk maken en efficiënt maken. Ontwikkelingen op dit gebied zijn bijvoorbeeld blockchain technologie, robotica, het gebruik van big data, mixed reality en vergaande digitalisering waarbij gegevensverwerking plaats vindt via de Cloud en Edge.

 EFFECT OP DE ARBEIDSMARKT EN ONDERWIJS

Nieuwe technologieën zorgen voor verandering van producten en diensten, verwachtingen en organisaties. Zo veranderen sectoren en functies en veranderen competenties. Door de vierde industriële revolutie moet kennis en competenties ook worden aangepast. Ook deze technologische ontwikkelingen beïnvloeden het werk.

Naast de introductie van technologieën zoals Clouddiensten, big data, 3D-printen en robotica, is er sprake van het overnemen van productieprocessen door machines en de digitalisering van  bedrijfsprocessen en dienstverlening (PWC 2015). Technologie maakt werk makkelijker maar maakt sommige functies overbodig. Er ontstaan ook nieuwe beroepen. Banen en functies veranderen, terwijl nieuwe beroepen ontstaan. Technologische ontwikkelingen vragen dan ook een andere denkwijze van werkgevers, werknemers en de overheid. De benodigde skills veranderen en een leven lang ontwikkelen wordt daarom steeds belangrijker.

Onzeker is wat het effect van deze steeds verdergaande technologische ontwikkelingen zal zijn op de arbeidsmarkt. De inzet van nieuwe technologieën heeft altijd geleid tot een andere vraag richting onderwijsinstellingen (Rathenau Instituut, 2015). Voor de beroepen geldt dat ze dynamisch zijn: ze veranderen snel, verdwijnen of vragen om andere competenties. Banen met routinematige taken, waar de nadruk ligt op feitelijke en procedurele kennis, maken plaats voor banen waarin meer eigen initiatief, creativiteit en sociale interactie nodig is en de nadruk sterker ligt op conceptuele kennis (ECBO, 2017). Om nieuwe technologische mogelijkheden te vertalen naar nieuwe machines en producten, is creativiteit hard nodig in combinatie met talent en samenwerking met andere disciplines (Bakker, 2018)

Ecologische ontwikkelingen

Ecologische ontwikkeling zijn ontwikkelingen op het gebied van grondstoffen, energie, klimaat en milieu.

 GRONDSTOFBEHOEFTE STIJGT EN KLIMAAT ADAPTIE IS NODIG 

Met de groei van de wereldbevolking en de mondiale welvaart neemt de vraag naar natuurlijke grondstoffen zoals water, energie, mineralen, metalen en voedsel toe. Er is echter een beperkte hoeveelheid grondstoffen beschikbaar. De economische impact wordt vergroot door de onderlinge afhankelijkheid tussen klimaatverandering en grondstoffen schaarste, met grote invloed op voedsel- en waterproblematiek. Ook Nederlandse bedrijven worden geconfronteerd met klimaatverandering en grondstoffenschaarste (PWC, 2018). Door klimaatverandering neemt de kans op wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen toe. Het is van groot belang dat Nederland zich aanpast aan deze veranderingen, een klimaatadaptie (Delta commissaris).

STIMULANS GEBRUIK ALTERNATIEVE TECHNOLOGIËEN EN ENERGIE

Internationale afspraken stimuleren het gebruik van alternatieve energie en beogen een reductie van het gebruik van fossiele brandstoffen en de emissie van schadelijke stoffen. Milieuwetgeving en consumentenvoorkeur leiden tot hogere eisen aan productie en voedselkwaliteit. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt steeds belangrijker. Voor Nederland liggen er kansen op het gebied van innovatie en export van kennis over water, duurzame chemie, logistiek en energie- en voedselproductie (PBL, 2018).

ENERGIETRANSITIE

Om aan de afspraken van de klimaatdoelen van Parijs (2015) te voldoen moet Nederland overstappen van fossiele brandstoffen op duurzame energiebronnen zoals zon en wind. Duurzame energie gaat over energie uit natuurlijke bronnen zoals biomassa, zon, wind, bodem en water.

Het doel van het Klimaatakkoord 2050 is o.a. een CO2 (carbon dioxide) vrije gebouwde omgeving, mobiliteit zonder schadelijke uitlaatgassen, een volledig CO2 (carbon dioxide) vrij elektriciteitssysteem, een klimaat neutrale industrie met hergebruik van grondstoffen en producten (RIWM).
Nederland wil in 2030 al doelen halen zoals dat 70 procent van alle elektriciteit uit hernieuwbare bronnen komt. Dat gebeurt met windturbines op zee, op land en met zonnepanelen op daken en in zonneparken. En dat 49 procent minder broeikasgassen worden uitstoten dan in 1990. In Nederland willen we dat vooral bereiken door minder CO₂ uit te stoten (RVO).

DEELECONOMIE EN CIRCULAIRE ECONOMIE IN OPMARS

Door digitalisering ontstaat een beweging naar de zogenoemde deeleconomie, waarin het belang van het bezit van producten afneemt en consumenten in toenemende mate producten delen. Een fenomeen dat ook wel ‘collaborative consumption’ wordt genoemd. Via verschillende internetplatforms is het mogelijk producten te ruilen met onbekenden, met mensen uit een andere stad of uit een ander land (Koninklijke bibliotheken). Verder ontstaan er door verbeterde recycling nieuwe mogelijkheden om grondstoffen terug te winnen en opnieuw in te zetten (circulaire economie) (PWC, 2018).

De circulaire economie is een economisch systeem dat bedoeld is om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waarde vernietiging te minimaliseren. Een van de belangrijkste succesfactoren is (cross-sectorale) ketensamenwerking gericht op het creëren van meervoudige waarde. Hierbij vermeerdert niet alleen de economische waarde van alle bedrijven in de keten, maar ook de ecologische en sociale waarde (MVO Nederland, 2018).

Nederland werkt toe naar een Circulaire Economie in 2050. Hierin staat het hergebruik van materialen, herbestemmen van producten en besparen van grondstoffen centraal. Een efficiëntere omgang met grondstoffen, materialen, producten en afval.

Politiek-juridische ontwikkelingen

DE WERELDORDE VERANDERT

De wereld is ondoorzichtiger geworden. Het betreft niet alleen de economische en geopolitieke verschuiving oostwaarts, maar ook onzekerheid over de opstelling van de VS op vele terreinen, het assertieve gedrag van landen als Rusland, Iran en Noord-Korea, evenals de dreiging van bijvoorbeeld een handelsoorlog, de dreiging van het internationale terrorisme, de vluchtelingen- en migratiecrisis en de gevolgen van klimaatverandering. Ook op Europees vlak zijn er verschuivingen. Na een periode waarin solidariteit tussen lidstaten op de proef is gesteld door gebeurtenissen met grote consequenties (de economische crisis, de migratiecrisis en het Britse besluit tot een vertrek uit de Unie), zoekt de Europese Unie naar een vernieuwende, toekomstbestendige samenwerking (Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2018).

Zorgt de coronacrisis straks voor een nieuwe wereldorde? De wereld is in de ban van het coronavirus. Grenzen gaan dicht, handelsverkeer wordt stilgelegd en burgers wordt geboden zo veel mogelijk thuis te blijven. Het lijkt ieder voor zich. Wat is er nog over van globalisering? Een verenigd Europa? En gezamenlijke mondiale doelen zoals het bestrijden van de klimaatcrisis?

Hoewel de coronacrisis in eerste instantie de ongelijkheid in de wereld en gespannen betrekkingen alleen maar vergroot, gaan er ook geluiden op dat de coronacrisis voor meer gelijkwaardigheid en samenwerking in de wereld kan gaan zorgen. “Hopelijk leidt deze crisis tot nieuwe sociale, economische en ecologische verhoudingen, meer samenwerking en solidariteit. Stimuleer lokale productie en een eerlijkere productie keten, zorg voor een doorstart in de groene transitie, verkort de werkweek en voer een basis inkomen in, herwaardeer vitale beroepen zoals verplegers en onderwijzers, investeer in een sterk en sociaal gezondheidsstelsel, enzovoorts. Er zijn goede ideeën genoeg. Hopelijk worden die kansen aangegrepen, maar hoe het er nu uitziet ben ik daar minder positief over”, zegt De Graaff (universitair hoofddocent Internationale Betrekkingen) (VNU, 2020).

POLITIEKE VERHOUDINGEN

De verhoudingen tussen lokale, landelijke en Europese politiek veranderen. Gemeenten hebben meer taken vanuit het Rijk gekregen die zij op lokaal niveau moeten uitvoeren en vormgeven. Tegelijk ontstaat meer versnippering in het politieke landschap. Het aantal (lokale) partijen dat zitting heeft in de colleges en gemeenteraad neemt landelijk toe. De diversiteit aan standpunten en belangen betekent dat continuïteit in beleid op middellange termijn niet langer een vanzelfsprekendheid is (Marc van der Meer, 2019).

Het regeerakkoord zet aan tot investeringen in effectieve inburgering onder regie van gemeenten en bestrijding van laaggeletterdheid en het ontbreken van basisvaardigheden (educatie). Het mbo, met al zijn contacten in uiteenlopende beroepenvelden, kan onder regie van gemeenten effectief bijdragen aan educatie en inburgering van nieuwkomers in onze samenleving (Ministerie van OCW en MBO Raad, 2018).

DE MACHT RICHTING BURGER

Door moderne communicatietechnieken organiseren mensen zich gemakkelijker op informele wijze rondom bepaalde (politieke) thema’s of interesses. Gevolg is dat er andere machtsverhoudingen ontstaan. Via belangenverenigingen en andere verbanden oefenen burgers invloed uit op het beleid. Waar voorheen de samenleving was gestructureerd rondom instituten, is nu een verschuiving te zien naar structuren rondom het individu en de community buiten deze instituten om: een verschuiving die ook wel een ‘democracy from below’ wordt genoemd. In zo’n samenleving, waarin invloed steeds meer vanuit de gemeenschap zelf en van onderaf wordt georganiseerd, spelen onderlinge connecties, kennisdeling en samenwerking een steeds belangrijkere rol (Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, 2014).

REGELINGEN VANUIT DE RIJKSOVERHEID: LEVEN LANG ONTWIKKELEN

Voor volwassenen is permanent leren de nieuwe vorm van zekerheid om grip te krijgen op hun loopbaan en hun eigen ontwikkeling in de snel veranderende arbeidsmarkt. Een leven lang leren is een thema dat de Rijksoverheid stimuleert. Hiervoor zijn verschillende regelingen en plannen ontwikkeld:

  • Pilot flexibilisering en experiment vraagfinanciering: deeltijdstudenten kunnen een opleiding op sommige hogescholen flexibeler samenstellen en zo beter laten aansluiten op de eigen wensen.
  • Duurzame inzetbaarheid: de overheid stimuleert werkgevers om hun werknemers te helpen bij het leren en werken.
  • Ervaringscertificaat: werknemers en werkzoekenden staan sterker op de arbeidsmarkt met een ervaringscertificaat.
  • Tot 55 jaar lenen: Iedereen tot 55 jaar oud die geen recht heeft op studiefinanciering kan geld lenen voor het betalen van collegegeld met het Levenlangleren krediet. Het gaat zowel om publieke als private opleidingen.
  • Startersbeursregeling: met de Startersbeursregeling kunnen jongeren hun kansen op de arbeidsmarkt verbeteren met leer en werkervaring. Met de startersbeurs gaan starters op de arbeidsmarkt gedurende zes maanden aan de slag in het bedrijfsleven.
  • Sectorplannen: werkgevers- en werknemersorganisaties in een sector of regio hebben gezamenlijk sectorplannen opgesteld om de arbeidsmarkt te verbeteren.
  • Topsectoren: elke topsector heeft een eigen Human Capital Agenda. Die richt zich op het ontwikkelen van eigen mensen en het aantrekken van talentvolle nieuwe werknemers (Rijksoverheid, 2018).

Deze ontwikkelingen maken de samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven complexer. Het onderwijs verandert voortdurend als gevolg van beleidsimpulsen en maatschappelijke ontwikkelingen en ook in het bedrijfsleven zijn stevige veranderingen als gevolg van marktontwikkelingen en innovatie. Het mbo-stelsel heeft de taak al deze ontwikkelingen met elkaar te blijven verbinden zodat een optimale aansluiting kan blijven bestaan tussen het beroepsonderwijs en de arbeidsmarkt.

WET ARBEIDSMARKT IN BALANS

Per 1 januari 2020 is de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) van kracht. De Wab bevat een aantal maatregelen dat in een drietal categorieën is onder te verdelen, te weten het ontslagrecht, de flexibele arbeid en de WW-premie.

In het kort bevat de Wab de volgende maatregelen:

  • Het ontslagrecht is aangepast. De voorwaarden voor het ontslaan van werknemers in vaste dienst worden minder streng. Momenteel moet een werkgever bij ontslag voldoen aan één van de ontslaggronden.
  • De ketenregeling voor contracten wordt ruimer. Er is een ruimere regeling voor opeenvolgende tijdelijke contracten (de ketenbepaling). Voorheen mocht je een werknemer maximaal drie aansluitende contracten aanbieden over een periode van maximaal twee jaar. Dat is nu verruimd naar drie aansluitende contracten in drie jaar.
  • Herindeling WW-premie (gedifferentieerde WW-premie). De overheid zal een bonus uitkeren voor iedere werknemer die een vast dienstverband krijgt. Werkgevers gaan namelijk een lagere WW-premie betalen voor personeel met een contract voor onbetaalde tijd dan het geval is voor werknemers met een tijdelijk of flexcontract. Vast contract: lage WW-premie, flexcontract: hoge WW-premie (Juridisch platform 2020)

BEHOEFTE OM AANTAL ZZP’ERS TERUG TE DRINGEN

Het kabinet wil de groei van het aantal zzp’ers in ons land tegengaan. Het kabinet zou daarom af willen van fiscale voordelen zoals de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de mkb-winstvrijstelling. Ook wil het kabinet het minder aantrekkelijk maken voor werkgevers om zelfstandigen in te huren (werken20, 2018). Werkgeversorganisatie AWVN wil daarnaast dat zzp’ers en ondernemers een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering krijgen.

INHOUDSOPGAVE DESTEP