8. DESTEP Procesindustrie en laboratoria

Demografische ontwikkelingen

 MBO-STUDENTEN: DEMOGRAFIE EN ONTWIKKELING DOOR DE TIJD

In het schooljaar 2019/20 zijn er ruim 10.000 mbo-studenten in de procesindustrie en laboratoria. Dit is een daling ten opzichte van het voorgaande schooljaar van vijf procent. Van de ruim 10.000 studenten bevatten de  opleidingen biologisch medisch analist, chemisch-fysisch analist, procesoperator B en operator C bijna 70 procent van alle studenten (SBB, 2020).  

RELATIEF WEINIG JONGEREN EN VROUWEN WERKZAAM

In de periode tussen 2007 en 2017 is de leeftijdsopbouw verschoven: het aantal 55-plussers is toegenomen, het aantal 15-45 jarigen nam af. Er is dus weinig aanwas van jongeren geweest. De vergrijzing gaat de komende jaren voor uitstroom zorgen. Deze uitstroom zal moeten worden opgevangen, want de verwachting is niet dat dit met alleen automatisering is op te vangen. In de industrie zijn naar verhouding weinig vrouwen werkzaam (22 procent). Ter vergelijking: gemiddeld over alle sectoren is 46 procent van de werkenden een vrouw. Hierin is de afgelopen tien jaar ook weinig veranderd. Van de 88.000 banen in de chemie-gerelateerde bedrijven zijn er 71.000 vervuld door mannen.

In tien jaar tijd is dit percentage niet gestegen en is slechts 19 procent van de medewerkers vrouw. Met meer jonge vrouwen die kiezen voor een chemie-opleiding zou de arbeidskrapte kunnen worden opgelost. Het goede nieuws is dat van de middelbare scholieren die als vervolgopleiding een hbo/wo chemie-opleiding kiezen, de helft vrouw is. De focus ligt dus vooral op mbo-instroom. Daar is slechts 26 procent van de nieuwe studenten vrouw. Juist hier heeft de sector te maken met een grote arbeidsmarktkrapte (VNCI en UWV, 2019).

TEKORT AAN PERSONEEL ZORGT VOOR AANTREKKEN VAN PERSONEEL UIT BUITENLAND

Er bestaat nog steeds een tekort aan personeel. Er wordt daarom meer aandacht besteed aan het interesseren van jongeren voor een technische studie. Steeds meer technische bedrijven kiezen ervoor leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs met een gastles kennis te laten maken met hun vakgebied (Jet-Net en Technet). Ook stellen bedrijven stage- en/of bbl-plaatsen beschikbaar en werken ze mee aan lespakketten. Daarnaast wordt geprobeerd technici vanuit het buitenland te werven. Ook vluchtelingen met een verblijfsstatus (statushouders) kunnen een interessante doelgroep zijn. Met name bij de beroepen op middelbaar niveau kunnen taalproblemen een knelpunt vormen op de werkvloer (UWV, 2019).

Economische ontwikkelingen

 GROTE SECTOR MET VEEL DIVERSITEIT

De industrie is een grote sector in Nederland. In 2018 omvat de sector ongeveer 64.000 bedrijven en ongeveer 750.000 werknemers. 2018 was een goed jaar voor de industrie: omzetten groeiden, afzetprijzen stegen en investeringen lagen op een ongekend hoog niveau. In de industrie is veel diversiteit in de technische beroepen. Sommige technici, zoals operators van machines en installaties en productieleiders, komen in alle industriële branches voor. In de chemie werken bijvoorbeeld veel procesoperators (OVP, 2020-c en UWV, 2019).

 IMPACT CORONA

De sector lijkt niet extra hard geraakt te worden door de coronacrisis. Over het gehele jaar is de verwachting in het basisscenario dat de chemische sector het hardst geraakt wordt en het moet doen met een krimp van zo’n 10 procent. Voor 2021 wordt er vooralsnog uitgegaan van een herstel van ruim 5 procent.

Voor een specifieke groep laboratoria (de biologisch-medische bedrijven) is er juist extra werk door het produceren van de coronatesten en de zoektocht naar een coronavaccin. Door corona is ook de discussie opgelaaid of de Nederlandse overheid weer eigen vaccinlabs moet hebben. Die waren er vroeger al, gekoppeld aan het RIVM, maar zijn verkocht aan private partijen.

 GOEDE ARBEIDSMARKTSITUATIE

In de levensmiddelenindustrie is het aantal banen licht gegroeid. Het totaal aantal bedrijven in de levensmiddelenindustrie is ten opzichte van 2018 met 5,5 procent gestegen in 2019. De trend van het groeiend aantal kleine bedrijven zet door. Het aantal grote bedrijven (> 250 werknemers) groeit sinds 2017 ook jaarlijks. Naar verwachting blijft het aantal banen de komende jaren stabiel.

Ook in de chemische industrie groeide het aantal werknemersbanen en wordt een stabilisatie verwacht. De industrie groeide tien kwartalen op rij, maar deze groei is inmiddels gestagneerd. De verwachting is dat de industrie licht krimpt (-0,2%) in 2020. De stagnerende groei is het gevolg van onzekerheid in de markt, onder andere door:

  • afkoeling van de Duitse industrie;
  • onzekerheden over de gevolgen van Brexit;
  • wereldwijde handelsspanningen, zoals tussen Amerika en China;
  • het personeelstekort dat steeds steeds beter voelbaar wordt in diverse sectoren van de industrie;
  • de stikstofproblematiek (en PFAS). Dit zal met name binnen de bouwmiddelenindustrie voelbaar zal zijn.

(UWV, 2019 en FNLI, 2019).

De coronacrisis komt hier als grote onzekere factor bovenop. Duidelijke cijfers van de impact van coronacrisis op deze industrie zijn nog niet voorhanden ten tijde dat dit rapport geschreven werd.

Afgestudeerden hebben een grote kans om in de eigen of verwante vakrichting op het eigen niveau werk te vinden. In de sector blijft het moeilijk om personeel te vinden. In het tweede kwartaal van 2019 ondervond bijna 20 procent van de werkgevers in de industrie belemmeringen door personeelstekorten. In de industrie komen veel moeilijk vervulbare vacatures voor. Denk hierbij aan de grote behoefte aan (technische) vakmensen. Ook de operator proces- en voedingsindustrie staat in de lijst met moeilijk vervulbare vacatures. In de lijst met mbo-kwalificaties met een goede arbeidsmarktpositie staat Operationeel technicus (niveau 4) op de 1e plaats (OVP, 2020-c en UWV, 2019).

Door OVP is in 2019 een peiling uitgevoerd onder een steekproef van erkende leerbedrijven, voor de beroepen analist en laborant. Voor zowel analist als laborant geeft ongeveer de helft van de respondenten aan dat het aantal analisten dan wel laboranten binnen hun bedrijf gelijk zal blijven de komende jaren. Redenen die hiervoor genoemd worden zijn dat de hoeveelheid werk en beschikbare personeel in evenwicht is en automatisering die een stijging in werkzaamheden opvangt. Een opvallende reden die verschillende malen genoemd is, is dat het noodzakelijke niveau stijgt en dat er hbo’ers nodig zijn in plaats van mbo’ers. Ongeveer een kwart van de respondenten verwacht dat het aantal analisten of laboranten zal stijgen. De meest genoemde reden voor een stijging is een verwachte toename van de werkzaamheden door een uitbreiding van het aantal benodigde testen of een toename van de productie (OVP, 2020-a).

Door OVP is ook een peiling uitgevoerd onder een steekproef van erkende leerbedrijven, voor de beroepen medewerker operationele techniek, operationeel technicus en allround operationeel technicus. Van de respondenten geeft 42 procent aan dat het aantal operationeel technici zal toenemen en 47 procent geeft aan dat het aantal operationeel technici gelijk zal blijven. De belangrijkste reden die genoemd wordt voor een stijging van het aantal beroepsbeoefenaren is dat de capaciteit wordt uitgebreid en dat dit leidt tot meer installaties en technische middelen die vragen om meer goed opgeleide technici. Redenen die genoemd worden voor het gelijk blijven van het aantal operationeel technici zijn dat er geen groei is te verwachten en dat door de inzet van automatisering geen extra beroepsbeoefenaren noodzakelijk zijn. De vervangingsvraag door vergrijzing wordt bij beide categorieën genoemd als oorzaak voor het stijgen dan wel gelijk blijven van het aantal operationeel technici (OVP, 2020-b).

Daarnaast is door OVP een peiling uitgevoerd onder een steekproef van erkende leerbedrijven, voor de beroepen procesoperator A, procesoperator B en operator C. Voor zowel procesoperator A als procesoperator B geeft ongeveer de helft van de respondenten aan dat het aantal procesoperators A dan wel B binnen hun bedrijf zal stijgen de komende jaren. Redenen die hiervoor genoemd worden voor de procesoperator A zijn uitbreiding van de productiefaciliteiten en dat voor de bedrijven de nieuwe mensen minimaal dit niveau moeten hebben. Voor procesoperator B is ook de toename van de productie een belangrijke reden en verder wordt verschillende malen aangegeven dat het niveau verschuift van procesoperator A naar procesoperator B door onder andere automatisering. Bij de operator C geeft 60 procent van de respondenten aan dat het aantal operators C zal stijgen. De voornaamste redenen die hiervoor genoemd worden zijn uitbreiding van de productiecapaciteit en het verhogen van het niveau door toenemende complexiteit van de processen (OVP, 2020-c).

Sociaal-culturele ontwikkelingen

De werkomgeving van operators is aan het veranderen. De omgeving wordt technischer, de machines complexer en er is meer afstandwerk mogelijk. Hierdoor verandert ook het operatorschap. Er zijn technische deskundigen nodig die meekijken met de productie en kunnen ingrijpen als het misgaat (ROVC, 2019).

Centraal staat momenteel het zo goedkoop mogelijk produceren van testen door meer efficiency, automatisering en digitalisering. Schaalvergroting maakt een efficiëntere inzet van apparatuur en investeringen in automatisering mogelijk en biedt kwaliteitsvoordelen (Twijnstra & Gudde, 2019). Schaalvergroting speelt met name in de klinisch-chemische laboratoria een rol. Het afgelopen decennium is er sprake geweest van een fusiegolf bij medische laboratoria. Een duidelijke reden voor die fusiegolf is de toegenomen druk op tarieven voor laboratoria vanuit zorgverzekeraars, maar ook van zorginstellingen die laboratoriumwerk aanbesteden of in concurrentie inkopen (M&I/Partners, 2018). Binnen de laboratoria is schaalvergroting minder van belang, maar efficiency speelt ook daar een belangrijke rol. Alles moet sneller en goedkoper. Hierdoor wordt bepaald laboratoriumwerk wel eens uitbesteed aan een extern gespecialiseerd laboratorium, omdat het goedkoper is om deze werkzaamheden door een gespecialiseerd laboratorium te laten doen. Ook verdwijnen de schotten tussen afdelingen binnen laboratoria. De verschillende afdelingen gebruiken elkaars analyzers. Dit ook om de efficiency te verhogen (OVP, 2020-a).

Technologische ontwikkelingen

De ontwikkelingen in de industrie gaan razendsnel. De verwachting is dat de invloed van technologie in de toekomst alleen maar verder zal toenemen. Veel processen in het dagelijks leven zijn de afgelopen jaren geautomatiseerd dan wel gedigitaliseerd. Uit andere rapporten blijkt echter dat de Nederlandse bedrijven nog terughoudend zijn bij het investeren in deze technologieën. In vergelijking met de rest van de wereld is de Nederlandse industrie minder optimistisch over de te verwachte omzetgroei en de efficiencywinst die te halen is uit de investeringen in digitale technologieën. Daarnaast investeren Nederlandse bedrijven liever in technologieën die zich reeds hebben bewezen (zoals internet of things, manufacturing execution systems, voorspellend onderhoud) dan in nieuwe opkomende technologieën (zoals kunstmatige intelligentie, blockchain, virtual reality). Een belangrijke reden hiervoor is dat de installaties en productielijnen kostbaar zijn en deze worden niet van de één op de andere dag vervangen. Vaak gaat de invoering van nieuwe technologie dus geleidelijk, zeker bij bestaande productielocaties. Het lijkt nog niet op dat in de komende 10 jaar een groot aantal arbeidsplaatsen komt te vervallen door de inzet van robots. Bij nieuwe productielocaties kan het wel snel gaan. Daarnaast veranderen de tools die de medewerkers tot hun beschikking hebben voor de werkzaamheden, zoals tablets voor het uitvoeren van controlerondes of drones en slimme camera’s voor het uitvoeren van inspecties.

 ROBOTISERING

Met name in de (grote) klinisch-chemische laboratoria is een hoge mate van automatisering en robotisering te zien. Routine analyses worden veelal uitgevoerd via een robotstraat. In andere typen laboratoria is de mate van robotisering dan ook minder. Redenen hiervoor zijn onder andere dat het volume van de analyses te beperkt is en de variatie in analyses te groot. Wel worden ook daar steeds meer stappen in het analyseproces geautomatiseerd en zijn er minder handmatige bewerkingen nodig. De geautomatiseerde systemen bieden ook meer mogelijkheden voor het verzamelen en bewaren van data. Hierdoor zijn er grotere hoeveelheden gegevens beschikbaar waar steeds meer uit te halen valt. Bepaalde menselijke handelingen zijn niet meer nodig en er worden minder fouten gemaakt (OVP, 2020-a).

In verschillende sectoren van de industrie wordt geëxperimenteerd met onbemande systemen, dus zonder fysieke aanwezigheid van menselijke bedieners. Onbemande industriële installaties zijn niet nieuw. Er zijn sectoren waarin deze ontwikkeling al zeker 20 jaar geleden is ingezet, zoals bijvoorbeeld in de gaswinning, bij energiecentrales en drinkwaterdistributie. Ook in de procesindustrie is sprake van deze ontwikkeling en zijn er steeds meer onbemande installaties.

In de procesindustrie biedt robotisering veel kansen op het gebied van onderhoud. De procesindustrie besteedt een groot deel van het productiebudget aan onderhoud. Om het optreden van storingen zoveel mogelijk te vermijden, wordt er onderhoud gepleegd, waarbij de gekozen onderhoudsstrategie veelal afhangt van de risico’s die een ongeplande stilstand met zich meebrengt. De afweging die gemaakt moet worden is de balans tussen preventief onderhoud en correctief onderhoud. Preventief onderhoud is altijd gepland en moet storingen voorkomen. Met predictive maintenance voer je preventief onderhoud uit op het moment dat het écht nodig is. Op basis van data die geleverd wordt door sensoren gekoppeld aan de machines.

“Je hebt eigenlijk twee operators; de field operator en de paneloperator. De één is buiten in de plant actief en de ander binnen in de controlekamer. Maar de vraag naar field operators wordt steeds minder als je straks de kleppen en motoren en pompen op afstand kan aflezen”
– 
Cees Alderliesten, Deltalinqs en Katapult.

 LAB-ON-A-CHIP

Een lab-on-a-chip (Laboratorium-op-een-chip, LOC) is een apparaat dat verschillende laboratoriumfuncties op een enkele chip integreert. Een lab-on-a-chip lijkt een beetje op een computerchip. Maar in plaats van elektrische stroompjes stromen er vloeistoffen doorheen. Voor een LOC zijn zeer kleine vloeistofvolumes voldoende om een analyse uit te voeren. Dankzij nieuwe technieken passen er steeds meer schakelingen op een chip. Die miniaturisatie is ook mogelijk bij laboratoriumapparatuur die vloeistoffen verwerkt. Deze uitvinding kan de hele gezondheidszorg veranderen. Buisjes bloed hoeven niet meer afgenomen te worden in het ziekenhuis, maar een druppel bloed kan simpel op het chipje worden opgenomen. Dat wordt gekoppeld aan een uitleesapparaatje en binnen enkele minuten zijn de bloedwaarden bekend. Dit is maar één voorbeeld, er wordt gewerkt aan allerlei andere minilaboratoria: een vruchtbaarheidstest bijvoorbeeld, of een test die via een drupje bloed kan vaststellen of iemand een hartinfarct heeft. Zo helpt een lab-on-a-chip bij het stellen van snelle diagnoses, gewoon thuis of direct aan het bed. Wetenschappers zien veel voordelen van deze lab-on-a-chip techniek. Niet alleen is het menselijk lichaam beter na te bootsen en zijn heel snel verschillende metingen doen, er is ook veel minder ruimte nodig dan voor een groot laboratorium. Bovendien zijn er minder reagentia (de stoffen waarmee de reacties plaats vinden) nodig, wat het onderzoek goedkoper maakt. Een lab-on-a-chip is bovendien gemakkelijk mee te nemen en geeft snel resultaten. Dat betekent minder werkdruk voor ziekenhuislaboratoria en een snellere diagnose – wat mensenlevens kan redden (RUG).

 DO IT YOURSELF LAB

Een andere ontwikkeling is de ‘Do It Yourself Lab’. Centraal hierin staat het hacken van DNA/RNA en het menselijk lichaam, dat niet alleen meer is voorbehouden aan onderzoekers en laboratoria met dure apparatuur. Technologie ontwikkelt zich zo snel dat geïnteresseerde amateurs hier ook gebruik van kunnen maken. Dat klussen en klooien doen ze in hun eigen hackerspaces. Dat is DIY biologie, een wereldwijde beweging. Een hackerspace is een soort van open laboratorium waar mensen met een gezamenlijke interesse komen om samen te werken en elkaar te ontmoeten.

 DIGITAL TWINS

In de digitalisering van productieprocessen is een belangrijke rol weggelegd voor de digital twin. Het is een concept dat nog vaak geassocieerd wordt met 3D ontwerpen en simulaties maar eigenlijk veel verder gaat en uiteindelijk moet leiden tot virtuele modellen die in alle opzichten inwisselbaar zijn met reële producten en processen. Het omvat nu ook grotere simulaties zoals gebouwen, fabrieken en zelfs steden. Een digital twin komt neer op een virtuele versie van een product. Het is handig om een digitaal equivalent van een apparaat te hebben, vooral met de complexiteit van IoT-apparaten waar designers, IT’ers en datawetenschappers allemaal werken aan de optimalisatie van het product en kijken naar hoge efficiëntie en de ‘what if-scenario’s’. Grote complexe objecten zoals vliegtuigmotoren, treinen, boorplatforms en turbines kunnen digitaal ontworpen en getest worden voordat ze daadwerkelijk fysiek worden geproduceerd. Deze digitale tweelingbroertjes kunnen ook een nuttige rol spelen bij onderhoud van apparatuur of machines, bijvoorbeeld doordat technici een voorgestelde oplossing kunnen proberen op de virtuele versie voor het wordt uitgerold op de fysieke tweelingbroer (productivity.be).

 TECHNOLOGIE GAAT VERDER

De verwachting is dat de invloed van technologie in de toekomst alleen maar verder zal toenemen. SBB heeft in samenwerking met Capgemini een pilot gedaan met de in Australië ontwikkelde Faethm-tool. Dit om te achterhalen of de Faethmtool toepasbaar is op de Nederlandse situatie, de cijfers worden herkend en wat dit betekent voor onderwijs en bedrijfsleven. De tool biedt, op basis van algoritmes en machine learning, inzicht in de impact van een kerngroep van zeventien technologieën op banen/beroepen in een periode van vijftien jaar. Deze cijfers zijn in een expertsessie besproken. Alhoewel de percentages lastig interpreteren waren (het verschil tussen technologieën is soms lastig te duiden en vereist veel kennis van de betreffende technologie), werd door de aanwezigen (h)erkend dat de genoemde technologieën een steeds belangrijkere rol (gaan) spelen. Voor de procestechniek gaat het hierbij met name om verdergaande procesautomatisering, verschillende vormen van kunstmatige intelligentie en robotisering (OVP, 2020-c). Voor de operationele techniek waren de resultaten onder experts herkenbaar, omdat technieken steeds goedkoper, nauwkeuriger en in bepaalde gevallen worden geautomatiseerd, maar de implementatie gaat niet overal even snel.

Ecologische ontwikkelingen

Nederland consumeerde in 2018 ruim 20 procent minder materialen dan in 2000. Het gaat dan zowel om grondstoffen als materialen die verwerkt zijn in producten. De Nederlandse materiaalconsumptie per inwoner is lager dan gemiddeld in de Europese Unie en de grondstofvoetafdruk per inwoner is kleiner. Halffabricaten en eindproducten bevatten slechts een deel van de grondstoffen die nodig zijn om ze te maken. Een land dat relatief veel eindproducten importeert, zal dus meestal een lagere materiaalconsumptie hebben dan een land dat veel ruwe grondstoffen verwerkt tot producten (CBS, 2020).

• VERMINDERING VAN CO₂ UITSTOOT

Verduurzaming vraagt om een transitie naar een CO₂-arme en circulair producerende industrie. Dat vergt een proces van vergroening van bestaande industrieën (ombouw), het initiëren en aantrekken van nieuwe duurzame industrieën (opbouw) en er rekening mee houd dat er voor sommige industriële processen in toekomst geen plaats meer is (afbouw) (VNCI, 2020).

Veel industriële processen zijn inefficiënt met het gebruik van energie en grondstoffen. Er vinden reacties plaats waarin vaak slechts een deel van de grondstof scheikundig is omgezet en het gros ongebruikt blijft. TNO werkt daarom aan scheidings- en conversietechnologieën om reststoffen terug te winnen en te hergebruiken in het proces. Dat draagt bij aan een circulaire economie, bespaart veel energie en vermindert de CO₂-uitstoot. Doel hiervan is het sluiten van kringlopen door industriële processen optimaal in te richten voor het benutten van grondstoffen en hergebruik van afval- en processtromen. Uit de reststromen zijn in veel gevallen waardevolle componenten terug te winnen. De CO₂-uitstoot per euro productie in de levensmiddelenindustrie daalde in 2017 met twee procent ten opzichte van 2016. De totale uitstoot in de levensmiddelenindustrie stijgt in 2016 met drie procent ten opzichte van 2017, maar de productiewaarde steeg in deze periode met 5 procent (TNO).

• ENERGIEBESPARING

In Nederland is alles erop gericht al in 2020 een energiebesparing te halen van 20 procent. Energie-efficiënte innovaties in de industrie dragen daar in belangrijke mate aan bij. De procesindustrie is een grootverbruiker van gas, water, stoom en elektriciteit. Er wordt binnen de bedrijven veel aandacht besteed aan het terugbrengen van het verbruik. Uit een rapport van het RVO (2013) blijkt dat de verschillende sectoren in de industrie plannen hebben gemaakt om te voldoen aan de verschillende energieconvenanten MJA3 en MEE.

Ook de laboratoria hebben hoge energierekeningen en produceren grote hoeveelheden afval. Het energieverbruik is hoog door speciale vrieskisten waarin experimenten worden koel gehouden, geavanceerde ventilatoren die de lucht schoonhouden en in speciaal daartoe ontworpen apparaten waarin de instrumenten steriel blijven. De vochtigheidsgraad van de lucht moet kunstmatig op peil worden gehouden, er moet zeer goed worden geventileerd en er wordt gebruikgemaakt van zware apparatuur. Wetenschappelijke laboratoria produceren veel afval. Maar er wordt hard gezocht naar milieuvriendelijkere manieren van werken. Afval en recycling blijven een lastige kwestie. Omdat veel plastics zijn verontreinigd met chemicaliën, kunnen de meeste laboratoria alleen papieren producten recyclen. Toch wordt, ook binnen de laboratoriumtechniek, de focus op duurzaamheid steeds belangrijker. Een toenemend aantal laboratoria wil bewuster omgaan met de afvalproductie en het water- en energieverbruik (OVP, 2019-a).

• CIRCULAIRE ECONOMIE IN HET MBO

In januari en februari 2019 ondertekende SBB een intentieverklaring en een convenant die bijdragen aan goed mbo-onderwijs dat inspeelt op de energietransitie, circulariteit en klimaatadaptatie. Daarnaast beschreef SBB voor de minister van OCW hoe onderwijs en bedrijfsleven meer aspecten van de circulaire economie in het mbo kunnen laten terugkomen (SBB, 2019). 

Politiek-juridische ontwikkelingen

Veiligheid binnen de technische beroepen is inmiddels in tal van wetten en procedures verankerd. Met procedures en technologieën zijn veel ongelukken op de werkvloer te voorkomen. Daarnaast is bewustwording van gevaren en risico’s erg belangrijk. Bewustzijn bij medewerkers kan veel ongelukken voorkomen. Tegenwoordig kan er ook met behulp van techniek veiliger en gezonder gewerkt worden. Veiligheid is altijd al een belangrijk aandachtspunt in de procesindustrie en in de energiecentrales. Ook procesveiligheid is een heel belangrijk thema. Gevaar van explosie en/of een kettingreactie kan al ontstaan door verkeerde coatings op leidingen aan te brengen. Veel onveiligheid is onzichtbaar. Daarnaast zorgt automatisering voor een behoefte aan een hogere mate van alertheid, men moet continu alert zijn op afwijkingen (OVP, 2020-b en 2020-c). . 

Door de veiligheidsprestaties continu te verbeteren en een bijdrage te leveren aan het streven naar nul incidenten, moet de Nederlandse (petro)chemische industrie in 2030 de veiligste ter wereld zijn. Deze ambitie is neergelegd in het Convenant Safety Delta Nederland. Het werd op 5 oktober 2020 ondertekend door staatssecretaris Van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat) en vertegenwoordigers van de (petro)chemie en de wetenschap (VNCI).

INHOUDSOPGAVE DESTEP