Preventief handelen met een focus op gedrag- en leefstijlverandering 

Proactief handelen

WAT HOUDT HET IN?

Naast het samen kijken naar een passende behandeling voor een zorgvraag (afgestemd op meerdere factoren ), is de transitie gaande om als zorgverlener te focussen op preventief handelen. Gemeenten en zorgverzekeraars leggen steeds meer focus op preventie, vroegsignalering en een wijkgerichte samenwerking. Dit vraagt een focus op gedrags- en leefstijlverandering van de zorgverlener. Vaardigheden als goed kunnen doorvragen naar het doel dat de patiënt voor ogen heeft, of samenwerken met andere ketenschakels in de zorglijn zijn belangrijk. Gezamenlijk een plan opstellen om het gedrag en de attitude van de zorgvrager blijvend te veranderen.

WAT VERANDERT ER?

Investeringen in technologie en de toenemende vergrijzing zorgen volgens de Volksgezondheid Toekomst Verkenning van het RIVM (2020) voor een verdubbeling van zorgkosten van 2015 tot 2040. Men verwacht veel te kunnen besparen door in te zetten op preventie (bron). Maar ook om ervoor te zorgen dat mensen gezond blijven door hun gezondheid te bevorderen en te beschermen, en ziekten en complicaties van ziekten te voorkomen of in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen (Volksgezondheid Toekomst Verkenning, 2020).

Preventief te werk gaan kan op verschillende locaties (settings), zoals in de zorg, op school, in de wijk en op werkplekken (Loketgezondleven.nl, z.d.).

Community-based aanpak
In 2020 heeft de SER op verzoek van het toenmalige kabinet een verkenning uitgevoerd naar de betaalbaarheid van de Nederlandse zorg op de lange termijn. Hierin zijn diverse ontwikkelingen geformuleerd, waaronder ‘preventie’ in hoofdstuk 6. Uit de conclusie blijkt dat de SER adviseert structureel in te zetten op het versterken van lokale gemeenschappen en integrale preventieprogramma’s (Sociaal-Economische Raad, 2020).

Naar de mening van de raad moet de mens altijd in sociaal-maatschappelijk perspectief worden bezien: gezin, familie en vrienden; buurt, school en sportvereniging, werk, lokale en landelijke overheid. Een community-based aanpak versterkt de weerbaarheid van mensen en voorkomt dat maatschappelijke problemen gemedicaliseerd worden. In het verlengde daarvan moet vooral ingezet worden op integrale preventieprogramma’s. Integrale programma’s richten zich op zowel individuele leefstijl als de fysieke en sociale leefomgeving van mensen. Onderzoek laat zien dat het gelijktijdig inzetten van meerdere integrale maatregelen vaak meer effect heeft dan individuele (leefstijl)interventies. Alleen een samenhangend geheel van wet- en regelgeving, economische prikkels en nudging, veranderingen in de fysieke omgeving, publiekscampagnes, voorlichting en individuele ondersteuning zorgt voor blijvende veranderingen in individueel gedrag, de leefomgeving en sociale normen.

Uitdagingen
Zoals beschreven door de SER is een samenhangend geheel belangrijk om blijvende veranderingen te waarborgen. In de praktijk komt dit echter nog niet overal goed uit de verf. Het zorgsysteem is voornamelijk ingericht op genezing, in plaats van preventie. De financiering speelt hierin een belangrijke rol. De partij die de kosten maakt, is vaak niet de partij die baat heeft bij de besparingen. Bijvoorbeeld: als een fysiotherapeut met een behandeling voorkomt dat iemand ziek wordt, bespaart de zorgverzekeraar kosten en niet de fysiotherapeut zelf. Bovendien zorgt preventie ervoor dat minder behandelingen nodig zijn, dus mogelijk loopt de fysiotherapeut hierdoor zelfs behandelingen mis (Stichting Toekomstbeeld der Techniek, 2020).

Hoe kunnen we nu wel richting geven aan preventie?
Om preventie wel een plek te geven binnen het zorgsysteem, kunnen we sturen op verschillende vormen, zoals preventie naar 1) doelgroep, 2) naar fase van de ziekte, 3) naar doel en 4) naar pijlers integrale aanpak (Loketgezondleven.nl, z.d.). Die houden we aan binnen de macrotrend en waar van toepassing onderbouwen we die met voorbeelden en bevindingen van experts, gerelateerd aan de dossiers in de assisterende beroepen.

1. Preventie naar doelgroep
Preventiemaatregelen kunnen gericht zijn op mensen die al een ziekte hebben of mensen die nog geheel gezond zijn. De maatregelen zijn dan gericht op ziekteverzuim.

Universele preventie richt zich op de gezonde bevolking (of delen daarvan) en bevordert en beschermt actief hun gezondheid. Bijvoorbeeld de bewaking van de kwaliteit van het drinkwater of het rijksvaccinatieprogramma.

Selectieve preventie richt zich op bevolkingsgroepen met een verhoogd risico en voorkomt dat personen met een of meerdere risicofactoren (determinanten) voor een bepaalde aandoening daadwerkelijk ziek worden. Bijvoorbeeld de griepprik voor ouderen of bevolkingsonderzoek borstkanker.

Geïndiceerde preventie richt zich op mensen met beginnende klachten en voorkomt dat beginnende klachten verergeren tot een aandoening. Bijvoorbeeld een beweegprogramma voor mensen met lagerugklachten of een online groepscursus voor jongeren die depressief zijn 

Zorggerelateerde preventie richt zich op mensen met een ziekte of aandoening en voorkomt dat hun aandoening leidt tot complicaties, beperkingen, een lagere kwaliteit van leven, of sterfte. Bijvoorbeeld een stoppen-met-roken-programma voor patiënten met COPD, chronische bronchitis of longemfyseem.

Naast bovengenoemde vier pijlers vanuit ‘preventie naar doelgroep’, is het ook belangrijk rekening te houden met genderverschillen in de preventiezorg. Er zijn diverse patiënten die een maatoplossing of -behandeling vragen. Dit is ook gericht op man-vrouwwaarden. De SER pleit hiervoor in het onderzoek naar de betaalbaarheid van de Nederlandse zorg op lange termijn.

De raad pleit voor meer aandacht voor genderverschillen bij onderzoek, preventie, diagnose en behandeling. Er zijn sterke aanwijzingen dat man-vrouwverschillen een belangrijke rol spelen bij het ontstaan – en dus ook het voorkomen – van lichamelijke en psychische aandoeningen. Dit vraagt ook om genderspecifieke vormen van preventie. Gezondheidsbeleid zou structureel rekening moeten houden met genderverschillen. Dit levert niet alleen een grote bijdrage aan de kwaliteit van leven van vrouwen en mannen, maar het voorkomt ook het onnodig gebruikmaken van zorg (Sociaal-Economische Raad, 2020).

2. Preventie naar fase van de ziekte
Je kan preventie naar fase van een ziekte inrichten op het voorkómen van klachten of zorgen dat klachten niet verergeren. We spreken dan van primaire en secundaire preventie.

Primaire preventie draait om het voorkómen van klachten, ziekten en aandoeningen en is gericht op gezonde mensen. Hierbij ligt de focus op het (blijvend) gezond houden van mensen en dat vraagt bepaalde communicatieskills om mensen te motiveren, zoals Sietsche van Gunst, beleidsmedewerker bij de NVDA, uitlegt.

“Er zal meer aandacht zijn voor preventie van chronische aandoeningen en op het gebied van leefstijladvisering. Je moet de patiënt op een bepaalde manier motiveren om gezonder te gaan leven, je redt het niet om te zeggen: ‘’Je moet nu echt beter gaan eten’’, dat moet je op een bepaalde manier aanpakken en dat moet je als werknemer hebben geleerd.”

Denk bijvoorbeeld aan motiverende gespreksvoering. “Je moet niet zeggen van: ‘nou moet u daar mee stoppen want u gaat daaraan dood’, iemand schrikt daarvan en schiet in de weerstand zo van: ‘Dat maak ik zelf wel uit’. Dat moet je op een andere manier aanpakken met technieken uit de motiverende gespreksvoering.” vertelt van Gunst.

TANDARTSASSISTENT

Voor de tandartsassistent is primaire preventie een dagelijkse bezigheid. De tandheelkundige zorg richt zich namelijk voor een belangrijk deel op preventie en onderscheidt zich daarmee van andere medische zorg. Controleafspraken zijn aan de orde van de dag en je ziet kinderen op steeds jongere leeftijd in de tandartspraktijk (Staat van de Mondzorg, z.d.-b). Het KNMT inventariseert jaarlijks steekproefsgewijs welke verrichtingen tandartsen hebben uitgevoerd en gedeclareerd. Hieruit blijkt dat in 2019 bij 96 procent van de tandartsbezoeken verrichtingen zijn gedaan die vallen onder ‘consultatie en/of diagnostiek’ (periodiek onderzoek, röntgenfoto’s etc.). Verder kreeg 72 procent van de patiënten (ook) preventieve behandelingen (zoals gebitsreiniging). Dit betekent dat de meeste behandelingen bestaan uit consultatie, diagnostiek en preventie binnen alle doelgroepen (Staat van de Mondzorg, z.d.-a).

APOTHEKERSASSISTENT

Naast de tandarts heeft de apothekersassistent ook een belangrijke rol binnen de primaire preventie. Consumenten en patiënten zijn steeds meer geïnteresseerd in de voeding en gezondheid en stellen hierover vragen bij de apotheker en andere zorgverleners. Zij behoren hierin de verantwoordelijkheid te nemen om patiënten evidentie gebaseerde maar ook heldere voedingsinformatie te geven. Alleen een uniforme en effectieve communicatie kan het algemene begrip van gezonde voeding en het effect hiervan op een gezond voedingspatroon bevorderen (De Boevre & De Saeger, 2021).

Scroll terug naar boven en lees verder in de tweede kolom

Binnen BENU Apotheek worden apothekers en assistenten al getraind om te adviseren rondom voeding en diëtiek. Dit met als doel om naast geneeskundige informatie ook preventief over andere onderwerpen te kunnen adviseren. De ‘BENU gezondheidscheck’ biedt hierin ook ondersteuning aan de patiënt. Deze test de gezondheid via vragen en metingen op tien belangrijke onderdelen, waaronder bloeddruk, cholesterol, BMI, buikomtrek en bloedsuikerwaarde. Deze gegevens geven inzicht in de kans dat iemand een (chronische) welvaartsziekte, zoals diabetes en hart- en vaatziekten krijgt. Na de check krijgt iedereen een persoonlijk gezondheidsrapport mee en deskundig advies voor een betere gezondheid. De Gemeente Rotterdam, samen met zorgverzekeraar VGZ en BENU, biedt dit aan alle inwoners in de gemeente om regionale zorg te realiseren (Brocacef Groep, 2021).

De gemeente Rotterdam gelooft dat persoonlijke gezondheidschecks kunnen bijdragen aan preventie en vroegsignalering. Wethouder Sven de Langen hierover: “Om de Rotterdammers gezond te houden willen we hen inzicht geven in hun gezondheid. Niet pas iets doen als er al iets aan de hand is, maar vooraf. Dan kun zelf zorgen dat je je gezondheid verbetert, voordat je ziek wordt”.

Ook de gemeente Leeuwarden is geïnteresseerd in de inzet van de gezondheidschecks. Jaap Haaksema, directeur BENU Apotheken, schetst tijdens een interview wel een nuance en belang voor de apotheek; “De apotheek kent wel zijn plek, wij zijn primair geneeskundige experts en geen preventie coaches. Dat gaan we ook niet worden, maar wij kunnen wel de katalysator zijn. Zodat we hen in de juiste richting krijgen.”.

Voedingsvaardigheden pakket
Het UC Leuven Limburg in België, heeft hier ook een speciaal project voor opgezet om preventiemethodieken in de apotheek en hiermee in de eerstelijnszorg te integreren. De zorgvrager kan bij een speciaal ontworpen informatiekiosk onder andere een voedingsscreeningstool en voedingscheck invullen. De apothekers zijn hiervoor getraind om advies te geven aan de hand van de uitslagen. De tools, de kiosk, voedingscheck en navormingsmodules, worden gebundeld in de food literacy (voedselvaardigheden) pakket (Hogeschool UC Leuven-Limburg, z.d.).

Secundaire preventie gaat om vroege opsporing van klachten, ziekten en aandoeningen, zodat ze niet erger worden. Gericht op personen die ziek zijn, een verhoogd risico lopen of een bepaalde genetische aanleg hebben. Daardoor kun je de ziekte eerder behandelen, zodat de patiënt eerder geneest of diens ziekte niet verergert.

DOKTERSASSISTENT

Tijdens de coronapandemie hebben de doktersassistenten aangegeven dat de secundaire preventie erg onder druk is komen te staan. Uit Nivel-onderzoek van 2018 kwam al naar voren dat de doktersassistenten 40 procent van alle capaciteit in de huisartsen-dagzorg voor hun rekening nemen (Batenburg e.a., 2018). Ook blijkt uit Nivel-praktijkenquêtes van vóór de coronacrisis dat er een tekort is aan doktersassistenten en dat dit zal toenemen, en ook dat de werkdruk bij doktersassistenten al hoog was. Juist bij de secundaire preventiezorg zijn vaak doktersassistenten betrokken, soms met een eigen spreekuur. De verwachting is dan ook dat de verhoogde werkdruk voor doktersassistenten ook op dit terrein nog wel even aanhoudt door de toename van consulten en onderzoeken en door langere spreekuren (Nivel, 2020).

TANDARTS- EN DOKTERSASSISTENT

Het zou interessant kunnen zijn om door de hogere werkdruk een samenwerking te vinden met andere specialisten, zoals de tandarts met de huisarts. Wanneer een tandarts gezondheidsproblemen signaleert, kan hij dit met de huisarts bespreken. En andersom: als de huisarts bepaalde medicatie voorschrijft, hoort de tandarts ervan op de hoogte te zijn wat dit voor effecten kan hebben op de mondhygiëne. 

Jan Willem Beukers, tandarts en ledenraadslid bij KNMT, legt uit:

“De grote winst zou zitten in het uitwisselen van patiënteninformatie. Er zijn wel gezondheidsproblemen, zoals veel bloedend tandvlees, waar een lampje kan gaan branden dat iemand diabetes kan hebben. Maar huisartsen staan er naar mijn idee op dit moment nog niet echt voor open als tandartsen patiënten standaard screenen op medische afwijkingen zoals hoge bloeddruk en diabetes.”

Tertiaire preventie is gericht op het voorkómen van complicaties en ziekteverergering bij patiënten. Ook het bevorderen van de zelfredzaamheid van patiënten valt hieronder. GLI (bron) kun je voor zowel de secundaire als tertiaire preventie inzetten. Denk aan overgewicht en obesitas, die een verhoogd risico vormen op chronische aandoeningen. Dit heeft impact op de kwaliteit van leven en kan met erkende interventies een toename van overgewicht, obesitas en chronische aandoeningen beïnvloeden (Landelijke Huisartsen Vereniging, 2021).

APOTHEKERSASSISTENT

Een gezonde leefstijl kan op diverse manier worden bevorderd en gestimuleerd. Service Apotheek heeft hier de ‘leefstijlafspraak’ voor ontwikkeld (Service Apotheek, z.d.). Samen met de patiënt worden er vragen beantwoord over ‘medicijn gerelateerde thema’s’; bewegen, nachtrust, voeding en supplementen, stoppen met roken en goed gebruik van medicijnen, zoals;

  • werken mijn medicijnen zoals het hoort?
  • kan het met minder medicijnen?
  • hoe weet ik of ik gezond eet of aanvullende supplementen nodig heb?
  • wat moet ik weten over stoppen met roken en minderen met alcohol?
  • hoe verbeter ik mijn nachtrust of zorg ik voor minder stress?
  • wat kan ik doen om makkelijker meer te bewegen?

Als apothekersassistent is het ook mogelijk om de training ‘leefstijladvies aan de balie’ te volgen. Tijdens deze training wordt o.a. besproken waarom een gezonde leefstijl belangrijk is en waarom dit van belang is, wat insulineresistentie is en waarom dit de kans op het ontstaan van vele ziektes vergroot, wat de (zes) meest belangrijke factoren voor een gezonde leefstijl (conform Leefstijlroer Arts & Leefstijl) zijn en hoe een gesprek over leefstijl met de patiënt gehouden kan worden en wat de doorverwijsmogelijkheden zijn (MedischeScholing, 2022).

3. Preventie naar doel
Bij preventie naar doel kun je aandacht besteden aan ziekte voorkomen, gezondheid bevorderen of juist gezondheid beschermen.

Ziektepreventie voorkomt specifieke ziekten of signaleert die vroegtijdig. Voorbeelden: screening, vaccinaties en preventieve medicatie.

Gezondheidsbevordering bevordert een gezonde leefstijl en een gezonde sociale en fysieke omgeving.

Gezondheidsbescherming beschermt de bevolking tegen gezondheidsbedreigende factoren. Voorbeelden: kwaliteitsbewaking van drink- en zwemwater, afvalverwijdering en verkeersveiligheid.

4. Preventie naar pijlers integrale aanpak
Preventiemaatregelen kunnen we indelen naar de pijlers van de integrale aanpak. Een veelgebruikte indeling is:  

Pijler voorlichting en educatie zoals agendasetting, groepsvoorlichting, lesprogramma’s en landelijke publiekscampagnes.

Pijler signalering, advies en ondersteuning zoals protocollen, signaleren op scholen en adviesgesprekken.

Pijler fysieke en sociale omgeving zoals leefomgeving en burgerparticipatie. 

Pijler regelgeving en handhaving zoals wettelijke en beleidskaders en handhaving van wetten en regels.

Conclusie: preventie gaat om fysiek- en mentaal welzijn
Hoewel preventie vaak is gericht op gezondheidsbevordering en leefstijlinterventies, omvat preventie veel meer. Het gaat niet alleen om het individu en zijn of haar gezondheid, welbevinden, gedrag en risicokenmerken, maar ook over de ‘gezondheid’ van de sociale en fysieke werk- en leefomgeving van mensen. Individueel gedrag komt tot stand in een fysieke en sociale omgeving. Kortom, preventie draait om het lichamelijk én mentaal gezond maken en houden van mensen én van hun omgeving: de stad, de wijk, de school én de werkplek (Sociaal-Economische Raad, 2020).

WELKE VOORBEELDEN ZIJN ER IN DE PRAKTIJK?

Gamification als middel
Bij preventie naar doel kun je kijken naar gezondheidsbevordering. Zoals a.s.r., dat als een van de eerste zorgverzekeraars in Nederland ‘a.s.r. Vitality’ geïntroduceerd heeft. Als gebruiker kun je via de app punten sparen en uitgeven voor (beweeg)weekdoelen, aantal stappen of hartslagmetingen. Dit puntensysteem moet voor extra motivatie zorgen om beter voor je lichaam te zorgen en zo kwalen te voorkomen.

Vitaliteitscampus
Tien mbo-instellingen hebben een succesvol samenwerkingsproject opgezet met het bedrijfsleven en regionale overheden. Hiervoor krijgen zij in totaal 9,7 miljoen euro om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren. De investeringen komen uit het Regionaal Investeringsfonds (RIF) mbo.

Onder de toekenningen zit onder meer het leveren van een bijdrage aan de vitaliteit van inwoners in de regio Groningen. In die provincie is sprake van krimp en vergrijzing enerzijds en in de gezondheidssector is een transitie gaande van ziekte en zorg naar gezondheid en preventie anderzijds. 

Aandacht voor vitaliteit in de breedste zin van het woord is steeds belangrijker. Het publiek-private programma ‘Vitaliteitscampus’ draagt bij aan een duurzame inrichting van de regio middels samenwerking in de sectoren Sport & Bewegen en Zorg & Welzijn. Een combinatie van onderwijsontwikkeling, professionalisering en onderzoek leidt professionals op en schoolt ze bij. Dat maakt van mbo-studenten ambassadeurs van vitaliteit (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2021).

Preventiekompas wijst je de weg
Soms is je gezondheid of vitaliteit niet optimaal en kun je daar niks aan doen. Toch zijn er een hoop risicofactoren waar we zelf wél iets aan kunnen doen. Slechts tien risicofactoren veroorzaken meer dan 70 procent van de ziektelast in de westerse wereld: te weinig bewegen, roken, slaapgebrek, calorie-inname, voedingspatroon, verhoogde bloeddruk, te veel stress, overmatig alcoholgebruik, verhoogd cholesterol en verhoogde bloedsuiker. De ‘persoonlijke gezondheidscheck’ laat je zien wat je persoonlijke waarden zijn door verschillende online vragenlijsten en thuistesten. Zo krijg je inzicht in jouw gezondheid en vitaliteit én ontvang je handige en motiverende tips om zelfstandig of met professionele begeleiding aan de slag te gaan (Persoonlijke Gezondheidscheck, z.d.).

    WAT IS DE IMPACT VAN PROACTIEF HANDELEN OP HET WERKVELD?

    Voor de assisterende beroepen vraagt preventiezorg een systematische verandering in werkvormen, zoals monitoring d.m.v. nieuwe systemen. Maar ook het controleren op eigen inzet van de patiënt in het (kunnen) aanpassen van een leefpatroon en advies kunnen geven om gezondere keuzes te maken in eet- en gedragspatronen.

    “Een doktersassistent meet bijvoorbeeld de bloeddruk, en kan dan zeggen ‘gezien uw hoge bloeddruk zou u minder zout kunnen eten’. Maar wil je een goede leefstijladvisering kunnen geven, moet je ook het bredere plaatje snappen. Je moet weten waarom je moet adviseren dat iemand minder zout moet eten. Daar moet je op geschoold zijn. Dat heeft te maken met medisch-inhoudelijke en communicatiecompetenties.”
    – Sietsche van Gunst, beleidsmedewerker bij de NVDA

    INHOUDSOPGAVE ASSISTERENDE GEZONDHEIDSZORG