Integrale benadering voor het welbevinden van dieren
Dierenwelzijn
• WAT HOUDT HET IN?
Groene sector
De maatschappij vraagt steeds meer inzet in de veehouderij voor dierenwelzijn. Boeren voldoen aan de Nederlandse wettelijke eisen voor diergezondheid, dierenwelzijn en omgeving, die tot de strengste van de wereld horen. Daarbij gaan zij vaak nog een stap verder, en werken ze ook aan bovenwettelijke eisen, die marktconcepten of kwaliteitssystemen opleggen.
Het was niet altijd in orde met het welzijn van dieren. Zo heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) in twee jaar tijd negentien slachthuizen beboet. De dieren waren niet goed verdoofd, de huisvesting van de dieren was niet op orde of de dieren leefden nog tijdens het slachtproces. (NU.nl, 2018)
Verbetering van dierenwelzijn heeft altijd invloed op diergezondheid, omgeving of het verdienvermogen van de boer. Daarom is een integrale benadering nodig. Daarnaast is transparantie richting maatschappij en consument een belangrijk uitgangspunt bij het verbeteren van dierenwelzijn. Het uitleggen van de keuzes die een boer op zijn erf maakt, is belangrijk voor het begrip daarvan.
De veehouderij zet zich dagelijks in om het dierenwelzijn verder te verbeteren. Daarvoor werken boeren samen met kennis- en onderzoeksinstituten, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties. De fokkerij pakt aandachtspunten in dierenwelzijn aan. Denk aan het fokken van langzaam groeiende rassen in de vleespluimveehouderij.
Jules Sanders, werkzaam bij LTO Noord, benadrukt dat een goede relatie met de omgeving en ketenpartijen belangrijk is: “De druk vanuit de maatschappij dat de sector goed is voor het milieu en het welzijn van dieren neemt toe. The ‘license to produce’ wordt belangrijker. Het is belangrijk dat je op een goede manier met je dieren omgaat en dat vervolgens kunt laten zien aan je omgeving. Dat je een betrouwbare sector bent, die de dingen goed voor elkaar heeft. En dat je wilt voorkomen dat er zaken gebeuren die niet goed zijn voor de dieren.”
Groene sector
Dierverzorging en paardensport- en houderij
De dierverzorging en paardensport- en houderij besteedt de afgelopen jaren steeds meer aandacht aan het welbevinden van dieren én aan het verantwoord omgaan en zorgen voor de dieren. Dit komt voort uit publieke discussies vanuit de politiek en de media, de ontwikkeling van biologische voeding en mondiale ziektes. Het hangt ook samen met de ontwikkeling van humanisering. Humanisering houdt in dat het dier steeds meer de status krijgt van een mens. Als in een land de welvaart voor mensen op een hoog peil staat, mag worden verwacht dat er ook aandacht, tijd en geld is om het welzijn van de gehouden dieren, waaronder paarden, op een verantwoord niveau te laten zijn. Bovendien is de rol van bijvoorbeeld paarden in het leven van mensen veranderd. In plaats van het dier voor het werk te hebben, voor de broodwinning, is het dier nu een hobby en draagt het bij aan ontspannen en plezier. En daarmee verandert ook de manier waarop mensen voor het dier (liefdevol) willen zorgen. Het natuurlijke diergedrag, zoals de dieren zouden vertonen in hun natuurlijke leefomgeving, is daarbij het uitgangspunt.
• WAT VERANDERT ER?
Groene sector
Dierverzorging
Als gevolg van de gestegen aandacht voor het dierenwelzijn is in 2014 het Besluit houders van diereningevoerd. Het besluit houdt in dat bedrijven die met dieren werken een erkend bewijs van vakbekwaamheid moeten hebben, gericht op de diergroepen hond en kat, overige zoogdieren, vogels, vissen en amfibieën, en reptielen. Dit geldt voor dierenspeciaalzaken, tuincentra, dierenpensions, groothandels en bedrijfsmatige fokkers. Ook is een verkoper van een dier verplicht om de koper schriftelijke informatie te geven over verzorging, huisvesting, gedrag en de kosten die met het houden van het dier gemoeid zijn. Dierenparken, kinderboerderijen en andere openbare werkplekken van dierverzorgers besteden meer aandacht aan het trainen van de dieren, bijvoorbeeld ter voorbereiding op medische handelingen.
Het Besluit houders van dieren heeft verschillende effecten voor medewerker dierverzorging. In sommige gevallen zal het ertoe leiden dat bedrijven stoppen met de verkoop van dieren. Of ze trekken juist beroepsbeoefenaren aan met het verplichte vakbekwaamheidsbewijs.
Paardensport en – houderij
De paardensector besteedt ook steeds meer aandacht aan het welbevinden van en zorgen voor paarden. Voor het welzijn van gehouden dieren gelden de Wet dieren en het Besluit houders van dieren. Begin 2014 is het Keurmerk Paard en Welzijn ontwikkeld om het welzijn van de gehouden paarden in Nederland te verbeteren. Nederland loopt in Europa voorop met deze welzijnsnormen. Het keurmerk biedt als het ware een hulpmiddel om aan derden of aan klanten uit te kunnen leggen dat het welzijn van de paarden bij een bedrijf in orde is.
De klant wordt mondiger en voelt zich betrokken. Paardeneigenaren raken steeds meer betrokken bij het welzijn van hun paard. Daarmee krijgen professionals in de paardensport en -houderij te maken met een ander type paardeneigenaren. Wanneer mensen zien of horen dat dieren ergens niet goed behandeld worden, reageren ze snel via (sociale) media, waarbij ze vaker generaliseren.
Die paardenhouder, moet kunnen uitleggen of laten zien wat hij met dat individuele paard doet aan de eigenaar van het paard. Mieke Theunissen (LTO) legt uit wat dat kan betekenen voor de paardenhouder: “Die eigenaren zijn mondiger geworden. Als een paard een keertje kreupel van de wei naar binnen komt, kan van alles gebeurd zijn. Die paardeneigenaren staan al snel op de stoep en dan is het jouw schuld. Waarbij je overtuigend moet vertellen wat er aan de hand is.”
Proefdierverzorging
Proefdierverzorging heeft meer aandacht voor en stelt meer eisen aan huisvesting en klimaat. Sandra van Gaalen (Amsterdam AMC) vertelt daarover: “Er is meer en meer onderzoek naar de temperatuur waar muizen en ratten bij gehuisvest zouden moeten worden. Die blijkt veel hoger dan de huidige situatie. Echter, dat lijkt voor- en nadelen te hebben. Er is literatuur over dat sommige muizenstammen meer vechtgedrag vertonen bij huisvesting onder hogere temperatuur. Wie weet hebben ze elkaar dan minder nodig en dus verdedigen ze hun territorium meer. Allemaal proefdierkundig onderzoek dat uiteindelijk invloed kan hebben op de richtlijnen die ‘Europa’ stelt en mogelijk ook op de werkwijzen van de dierverzorgers. Individuele huisvesting van sociale dieren is niet alleen op het AMC al jaren een item, maar wordt op veel plaatsen bediscussieerd. Bij de FELASA waren er een behoorlijk aantal lezingen over de invloed van individuele huisvesting van muizen op uitslagen van dierexperimenten.”
Voor proefdierverzorgers betekent de aandacht voor het dierenwelzijn dat ze de werkzaamheden met minder dieren uitvoeren. De technische ontwikkelingen maken dat ook mogelijk, vertelt Bianca Lemmers, werkzaam bij de Radboud UMC: “Bij Prime hebben we allerlei scanapparatuur, zoals CAT- en CT-scans, waardoor we in één dier de tumorgroei kunnen volgen, zonder dat we daar iedere keer een muis voor hoeven te openen. We kunnen het gewoon scannen. Dus er is al een manier om minder proefdieren te gebruiken en dat is ook wel de trend in het algemene proefdieronderzoek. Hoe kan ik het doen met minder dieren. De grote aantallen dieren die je dertig jaar terug had, zie je eigenlijk niet meer.”
Door de publieke opinie vinden dierproeven ook plaats met kleinere dieren gedaan. Dat betekent dat een verfijndere motoriek nodig is. Dit beamen experts uit het vakgebied. Zo vertelt Bianca Lemmers (Radboud UMC): “Vroeger werden grotere dieren gebruikt, bijvoorbeeld katten en apen. Al die dieren zie ik hier al vijftien jaar niet meer. We gebruiken muizen en ratten. Dat betekent ook dat alles wat je doet verfijnder is. Als je een varken moet vangen, gebruik je een andere tactiek dan als je een muis moet opereren.”
Door verbetering van de technieken, waaronder genetische modificatie kan een medewerker ook met kleinere dieren uit de voeten. “Als je analyses wilde doen, had je eerst 2 milliliter nodig. Nu kunnen we dat met 10 microliter. Dan kun je het dus ook met een kleiner dier uitvoeren.”
– Sandra van Gaalen, AMC
• WELKE VOORBEELDEN ZIJN ER IN DE PRAKTIJK?
- Na Albert Heijn stopt nu ook supermarktketen Lidl in Nederland met de verkoop van kip zonder keurmerk van de Dierenbescherming. De Dierenbescherming maakt voor het keurmerk gebruik van een score met sterren. Hoe meer sterren, hoe diervriendelijker het dier is behandeld voor het in de winkel lag. Drie sterren is het maximale aantal dat een product kan krijgen. Dieren zonder keurmerk hadden weinig ruimte in hun stal, of het is onduidelijk hoe goed of slecht ze behandeld zijn. In 2023 zou elke kip minstens één zogenoemde Beter Leven-ster moeten hebben. (NU.nl, 2021c)
- Met rood licht kun je voldoen aan de eis om experimenten bij dieren steeds meer uit te voeren in hun actieve periode.
Sandra van Gaalen, AMC
Het is uiteindelijk raar dat er fysiologische experimenten plaatsvinden, terwijl de dieren inactief zijn. Meer en meer wordt bekend dat de resultaten bij actieve dieren weleens heel anders kunnen zijn. Dat zou voor de praktijk betekenen dat je bij rood licht moet gaan werken.
• WAT IS DE IMPACT VAN DIERENWELZIJN OP HET WERKVELD?
• BENODIGDE KENNIS
Van een medewerker die met dieren werkt verwachten we dat hij weet wat het welzijn van dieren inhoudt, welke regels en wetten er gelden en welke keurmerken daarbij van belang zijn.
• BENODIGDE VAARDIGHEDEN
Wanneer het gaat om het welzijn van de dieren voelen hun eigenaren zich vaker meer betrokken. Maar ze kunnen ook veeleisend zijn en kritisch overkomen. Daarnaast komen door de verstedelijking meer mensen verder van dieren af te staan. Niet zelden hebben dierverzorgers te maken met mondige mensen die het niet op prijs stellen aangesproken te worden op ongewenst gedrag ten opzichte van de dieren. Voor de medewerker dierverzorging is het steeds belangrijker om hun kennis up-to-date te houden en communicatie vaardig te zijn, zodat zij klanten direct te woord kunnen staan en steviger in hun schoenen staan. “Als mijn medewerker een kind vertelt dat het niet zomaar de achterpoten van de geit omhoog kan houden, krijgt hij een boze ouder op zich af.” – Silvia Noordman, Beheerder Kinderboerderij Klaverweide
Ook een medewerker in de paardensport- en houderij heeft daarmee te maken. “Dat betekent voor een medewerker dat hij/zij sterk moet zijn in sociale en communicatieve vaardigheden, maar ook bewust moet zijn van verschillende meningen de er kunnen zijn en daar ook een gepaste reactie op weten te geven. Het reflectievermogen op je eigen handelen is belangrijk, maar ook het stuk wie ben ik als persoon, wat is mijn plek binnen deze organisatie, waar ligt mijn verantwoordelijkheid. Wanneer schakel ik mijn baas in op moment dat ik moeilijk vragen krijg. Dus dat stukje handelen daaromheen, dat is wel iets waar meer op ingezet zou kunnen worden.”
– Mieke Theunissen (LTO)
Op sociale media kanalen verschijnen felle reacties. Wanneer ze zien of horen dat dieren ergens geen goede behandeling krijgen, reageren mensen snel en generaliseren ze vaker. Hierop moet een medewerker die met dieren werkt adequaat reageren. Hij moet zich ervan bewust zijn dat anderen over een situatie een mening kunnen hebben en daar moet hij gepast op kunnen reageren. Ook het vermogen tot reflectie is daarbij van belang. Reflectie op het eigen handelen: wat is mijn plek en verantwoordelijkheid in deze organisatie? Een goed inschattingsvermogen is ook wenselijk, om te weten wanneer het nodig is om de manager in te schakelen. Dit vraagt goede communicatieve en sociale vaardigheden van de medewerker dierverzorging en van de professional in de paardensport en -houderij.
Met de aandacht voor het welzijn van dieren nemen ook de administratieve taken toe. De standaarden in fokprogramma’s nemen toe en de genetische achtergrond van dieren wordt steeds belangrijker. Ook is er een groeiende behoefte aan het in kaart brengen van besmettelijke ziektes en waar besmettingen plaatsvinden.